ChristenUnie wil parlementaire enquête naar privatisering
Als hij op zaterdag in de huiskamer zit, ziet hij drie, vier postbodes door zijn straat rijden. „Blijkbaar heeft privatisering van de posterijen ons geen efficiencywinst gebracht, maar is de postbezorging én financieel én ecologisch duurder geworden”, constateert ChristenUniesenator Schuurman, die een enquête wil naar de privatiseringsgolven van de achterliggende decennia.
Dinsdag gaat het mogelijk gebeuren. Er is een reële kans dat de Eerste Kamer dan besluit tot het houden van een parlementaire enquête naar de voor- en nadelen van privatiseringen. Als dat gebeurt, vindt er iets bijzonders plaats. Nooit eerder maakte de Senaat gebruik van zijn grondwettelijk recht tot het instellen van een parlementaire enquête.
De belangrijkste trekker van dit project is ChristenUniesenator prof. dr. E. Schuurman. „Het idee kwam de achterliggende jaren wel met enige regelmaat ter sprake”, zegt de nestor van de Senaat, „maar nooit wist de Eerste Kamer een onderwerp te vinden dat door alle fracties gezien werd als een geschikt thema voor zo’n onderzoek. Er is wel eens gesproken over de maatregelen tegen de MKZ-crisis. Of over de wachtlijsten in de gezondheidszorg. Maar steeds was dan het bezwaar dat zulke onderzoeken al snel een sterk politiek karakter zouden krijgen. Dat wilden we als Senaat niet. Puur politieke enquêtes zijn iets voor de Tweede Kamer. Als wij iets gaan onderzoeken, moet dat iets te maken hebben met de uitwerking van wetten in de samenleving, met de kwaliteit van het wetgevingsproces.”
Zo’n onderwerp vonden Schuurman en zijn medestanders de achterliggende maanden in het thema ”privatisering”. De CU-parlementariër: „Dit is typisch een onderwerp voor de Eerste Kamer. Heel vaak heeft de Senaat in de achterliggende jaren de vinger gelegd bij de maatschappelijke risico’s die kleven aan het privatiseren van tal van overheidsinstellingen. Het zou zonder meer goed zijn nu eens terug te blikken, om te trachten een rode lijn te ontdekken in al die privatiseringsprocessen. Hebben ze ons wel gebracht wat we ermee beoogden? Is in discussies hierover het economische argument niet veel te dominant geweest en is er door sommige privatiseringsoperaties geen forse maatschappelijke schade ontstaan?”
Hoe breed het onderwerp van de enquête moet zijn, daarop wil Schuurman –die in mei, na ruim 27 jaar in de Senaat te hebben gezeten, de Eerste Kamer verlaat– zich nu nog niet vastleggen. „Te beperkt mag het niet zijn. Het zou overzichtelijk zijn als we ons alleen zouden richten op bijvoorbeeld de privatisering van het Loodswezen. Maar het onderzoek moet, wat mij betreft, gaan over de maatschappelijke gevolgen voor brede groepen mensen. Wat ik er in ieder geval in wil hebben, is de privatisering van het openbaar vervoer en van de vroegere PTT.”
In deze twee sectoren zijn de nadelen van de ontwikkelingen overduidelijk, vindt de senator. „Door de privatisering van het openbaar vervoer is de dienstverlening aan de burger minder geworden en zijn kleine dorpjes en dunbevolkte streken steeds slechter bereikbaar. Terwijl we het leeglopen van het platteland allemaal als een ernstig sociaal en cultureel probleem ervaren.”
Ook bij de posterijen stelt hij vast dat privatisering de bezorging alleen maar duurder heeft gemaakt, financieel én ecologisch gezien. „Ik zie op sommige dagen wel vier postbodes door mijn straat rijden. Was dat nu wat we bedoelden met efficiencybevordering? Postbodes hadden bij de oude PTT een baangarantie tot aan hun pensioen. Dat is verdwenen. Je ziet dus dat, op meerderlei manieren, bij privatisering ook de rechtszekerheid van burgers in het geding is.”
Wat Schuurman aan het hart gaat, is dat dienstverlening die vroeger met de term ”algemeen nut” werd bestempeld, nu door de overheid uit handen wordt gegeven. „Daardoor kan de politiek niet meer proactief, maar alleen nog reactief optreden. Mijn dochter woont in Berlijn en vertelt mij dat burgers steen en been klagen over de waterleidingbedrijven die daar zijn geprivatiseerd. Ik bedoel maar: hoever gaan we als overheid bij dit soort operaties? Waar leggen we de grens? Ik zou willen dat we daar eens heldere criteria voor formuleerden. Die zouden we dan kunnen gebruiken in toekomstige discussies over marktwerking. Met name die over marktwerking in de zorg.”
Toch is de privatisering in het recente verleden al uitvoerig onderzocht, onder meer door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Sociaal-Economische Raad (SER).
„Ja, maar dat zijn toch vooral wetenschappelijke studies geweest. Het is mijns inziens wenselijk dat nu ook de politiek zich hierover uitspreekt. En als de politiek dat doet, moet ze er eerst op studeren. Daarbij kunnen genoemde rapporten natuurlijk een grote dienst bewijzen. De Eerste Kamer hoeft het ook niet allemaal zelf te doen. Wellicht kunnen we het onderzoeksbureau van de Tweede Kamer inhuren.”
Hebt u voldoende politieke steun voor de enquête?
„Sommige fracties, zoals de SP en PvdA, hebben hun steun al toegezegd. Andere, zoals het CDA, aarzelen nog. Tegenover die partij zal ik er dinsdag nog eens nadrukkelijk op wijzen dat talloze christendemocraten zich de achterliggende jaren in allerlei publicaties kritisch hebben uitgelaten over privatiseringen.
Of ik voldoende steun heb, zal dinsdag blijken. Ik hoop vurig dat de Senaat voldoende moed zal hebben hier eenparig achter te gaan staan. Er is de laatste jaren veel gediscussieerd over het nut van de Eerste Kamer, over het al dan niet toereikend zijn van zijn instrumenten, enzovoort. Ik vind dat we ons een beetje belachelijk maken als we nu zó’n kans om iets zinvols te doen, laten lopen. Misschien kunnen we dan de Eerste Kamer beter afschaffen en overgaan tot het instellen van een constitutioneel hof.”
Voor econoom Jules Theeuwes hoeft het niet: een parlementaire enquête naar twintig jaar privatisering in Nederland. „Het is een onmogelijke opgave. Bovendien weten we al wel wat er beter had gekund.”
Mensen verbieden te onderzoeken hoe iets gelopen is, dat wil Theeuwes niet. En senatoren al helemaal niet. Toch zou hij het de Eerste Kamer willen afraden een brede evaluatie te starten naar privatisering.
Een onmogelijke opgave, noemt hij dit. „De vraag of privatisering goed is of slecht, krijg je niet beantwoord. Simpelweg omdat je nooit zult weten hoe alles gelopen was wanneer je als overheid niet had geprivatiseerd.”
En daardoor vergelijk je „ten onrechte al snel de situatie van nu, met die in de jaren tachtig en negentig”, meent Theeuwes, die econoom is aan de Universiteit van Amsterdam en wetenschappelijk directeur van economisch onderzoeksbureau SEO. „Het is net als met de invoering van de euro. Er wordt gepiept dat alles sindsdien zo veel duurder is geworden. En dan denk ik: Natuurlijk is dat zo, we hebben er intussen tien jaar inflatie op zitten. De prijzen van nu kun je niet vergelijken met de prijzen van voor de euro. Zonder die munt waren ze óók gestegen.”
Waar dergelijke „onderbuikgevoelens” vandaag komen, snapt Theeuwes wel. „Verandering vinden mensen lastig. De status-quo handhaven geeft vaak meer rust en voldoening.”
Het vervelende is alleen dat de economie altijd dynamisch is, meent Theeuwes. „Neem de postsector. Daar lopen twee zaken door elkaar heen. Aan de ene kant is de sector geprivatiseerd, tegelijkertijd wijzigde de markt enorm door technologische veranderingen, zoals e-mail en sms. Ook zónder privatisering was de sector dus in zwaar weer gekomen en had de postbode die voltijds zijn boterham verdient het niet gered. Het verschil is alleen dat je als burger een overheid die de spelregels heeft veranderd gemakkelijker de schuld kan geven dan iets ongrijpbaars als technologie.”
Het maximale, meent Theeuwes, wat de Eerste Kamer met een enquête naar privatisering kan bereiken, is lering trekken uit het verleden door de vraag te stellen of het in alle gevallen wel goed is gegaan. „Zonder meer nuttig, ware het niet dat precies die vraag vorig jaar ook al door de Sociaal-Economische Raad is gesteld. Het antwoord was: soms wel en soms niet. ” Theeuwes maakte zelf deel uit van de SER-commissie die in een lijvig rapport de Tweede Kamer adviseerde hoe in de toekomst om te gaan met marktwerking en privatisering. „Duidelijk is dat de overheid er te vaak onbezonnen en met overenthousiasme is ingestapt. Men dacht: Dit doen we wel even, met als gevolg dat er ongelukken zijn gebeurd, zoals in de taxibranche, die in een soort wild west veranderde. Met vallen en opstaan hebben we geleerd dat je de markt duidelijk niet in één klap aan zichzelf kunt overlaten.”
Het lijkt Theeuwes daarom nuttiger als het parlement zich zou buigen over eventuele nieuwe operaties, zoals privatisering in de zorg. „Een uitermate boeiend thema. Deels is hier al marktwerking ingevoerd, maar lang niet alles loopt op rolletjes. Willen we daarmee verder of niet? Ga dát eens onderzoeken. In nog een keertje die hele privatiseringsgeschiedenis herhalen, zie ik weinig.”
Dat de overheid publieke belangen beter zou kunnen borgen dan de markt, wat tegenstanders van privatisering dikwijls aangeven, betwijfelt Theeuwes. „Vergeet niet dat ook de overheid kan falen. Dat zien we alle dagen.” Ook is volgens hem vaak niet duidelijk wat „het publieke belang” precies is. „Het is niet bepaald een heldere noorderster waarop we kunnen varen. Door in te grijpen in de postmarkt lijkt de overheid op dit moment goede arbeidscontracten belangrijker te vinden dan lage prijzen voor de consument. Terwijl we in de horeca flexibele en voorlopige contracten weer geen enkel probleem lijken te vinden. Ben je dan als overheid bezig met het publieke belang? Nee, veel meer met het wegen van particuliere belangen. En dat is vooral een politieke keuze.”
Geschiedenis privatisering: van ”ja, mits”, naar ”nee, tenzij”
Eind jaren tachtig en in de jaren negentig van de vorige eeuw nam de marktwerkingsgedachte in Nederland een hoge vlucht. In tal van sectoren trok de overheid zich, al dan niet op aandringen van Brussel, terug.
Dit gebeurde onder meer bij energiebedrijven, telefonie en de posterijen. De gedachte was dat de markt de consument van betere producten tegen lagere prijzen kon voorzien.
De omslag in dit denken volgde enkele jaren geleden, nadat bleek dat in sectoren als de taxibranche en het notariaat de resultaten niet bepaald waren om over naar huis te schrijven. Eerder hadden de Raad van State en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid al hun zorgen geuit over marktwerking.
Langzaam maar zeker kantelde de politieke houding tegenover privatisering van ”ja, mits,” naar ”nee, tenzij”. Duidelijk bleek dit toen de coalitiepartijen CDA, PvdA en ChristenUnie in 2007 afspraken om de beoogde privatisering van Schiphol definitief af te blazen.
De Tweede Kamer eiste een moratorium en dwong bij toenmalig minister Van der Hoeven (Economische Zaken) een onderzoek af naar de effecten van het marktwerkingsbeleid. Dat kwam er in 2008. Marktwerking had op publieke belangen als toegankelijkheid en kwaliteit van producten geen negatief effect gehad, luidde de conclusie.
De Kamer toonde zich kritisch over dit EZ-onderzoek, waarop de Sociaal-Economische Raad (SER) gevraagd werd zich over de materie te buigen. Die concludeerde vorig jaar dat een simpele keuze tussen markt of staat geen optie is, maar dat een zorgvuldige voorbereiding essentieel is.