Wolfsen: Utrecht heeft geen groter icoon dan Domkerk
UTRECHT – Bedrijven en organisaties huren de Dom in Utrecht voor uiteenlopende activiteiten. Maar volgens hulpkoster J. Stekelenburg kan de Domkerk haar pr nog wel wat te verbeteren. „De meest gestelde vraag van bezoekers is: „Zijn hier nog diensten?” Blijkbaar slagen we er niet in over te brengen dat de belangrijkste functie van de kerk nog steeds de diensten zijn.”
In het gotische kerkgebouw werd vrijdag een donateursbijeenkomst belegd vanwege 25 jaar dagelijkse openstelling van de Domkerk. De kerk draait op 180 vrijwilligers en jaarlijks bezoeken 250.000 mensen het gebouw. Ze krijgen een rondleiding of steken een kaarsje aan. Als er geloofsvragen worden gesteld, wordt ds. N. J. de Jong-Dorland of een pastorale medewerker ingeschakeld.
J. Stekelenburg, hulpkoster en secretaris van de stichting Vrienden van de Domkerk, memoreerde hoe sinds het eind van de restauratie in 1986 het aantal bezoekers fors is gestegen. In mei hoopt de 5 miljoenste bezoeker de kerk te bezoeken. Verder besprak hij de veelzijdige activiteiten van de kerk. Bekend zijn onder andere de zaterdagmiddagconcerten.
Oud-predikant ds. J. H. Kronenburg van de protestantse wijkgemeente Citypastoraat Domkerk vertelde over de geschiedenis van de kerk vanuit liturgisch perspectief. Hij voelt zich sterk verbonden met de Domkerk zoals die was voordat de gereformeerden het godshuis in de zestiende eeuw annexeerden en voor de eigen diensten gingen gebruiken. „De Reformatie heeft de rijke liturgische traditie van de kerk aan gruzelementen geslagen. Alleen de Heilige Schrift, de preek en de gemeentezang, aanvankelijk zonder orgel, bleven over. Goed natuurlijk, maar toch is zo het kind met het badwater weggegooid.”
De kleine groep gereformeerden sloopte de altaren, verwijderde de beelden en plaatste een doophek, lezenaar en preekstoel. In 1872 kwam de kerk nog een jaar in rooms-katholieke handen. In 1874 trok een tornado over Utrecht, die de imposante Domtoren voorgoed scheidde van koor en transept.
Volgens burgemeester mr. A. Wolfsen heeft Utrecht „geen groter icoon dan de Dom. De Dom zit in ons bloed.”
Toch is de kerk in de geschiedenis niet altijd even uitnodigend en toegankelijk geweest, zei Wolfsen. Hij putte uit zijn jeugdherinneringen en citeerde de schrijver Herman van Veen. „De Domkerk wilde ik niet in. Mijn opa had ooit verteld dat God in de kerk woonde. Ik was bang voor die God, omdat Hij alles zag. Mij kreeg je dus met geen stok in de Domkerk.”
Tegenwoordig hoeft niemand meer bang te zijn voor de kerk, aldus de burgemeester van Utrecht. „De kerk en allen die de openstelling ondersteunen, zijn een symbool voor de gastvrijheid van de stad.”