Bloedig verleden houdt Algerijnen vooralsnog in het gareel
LYON – Algerijnen in Frankrijk proberen hun landgenoten de weg naar een volksopstand te wijzen. In een land waar de littekens van de bloedige jaren 80 en 90 nog vers zijn, ligt de keuze voor een geweldloze revolutie voor de hand. De vraag is alleen: hoe lang blijft die optie open?
„Het eerste Arabische land waar jongeren al in de jaren 80 de straat op gingen was Algerije”, vertelt de Algerijnse econoom Omar Benderra, die twintig jaar geleden naar Frankrijk vluchtte. „In oktober 1988 schoot het leger op ongewapende demonstrerende jongeren. In vier dagen tijd vielen er tussen de 500 en 750 doden. Dit regime is buitengewoon competent als het gaat om het gebruik van geweld, dat hebben ze laten zien en dat kunnen ze opnieuw doen.”
Het lijden van het Algerijnse volk kan Benderra niet langer aanzien. De cijfers die getuigen van de wanhoop van de Algerijnse jeugd zijn volgens hem schrikbarend. Voor jongeren onder de twintig zweeft het werkloosheidcijfer rond de 30 procent. Perspectief is er niet, duizenden jongeren riskeren hun leven om in bootjes de Middellandse Zee over te steken.
Hoewel de huidige afkeer van het regime breed gedragen wordt in de bevolking, bestaat er nog altijd die reële angst voor gewelddadig ingrijpen van het leger. Al weken proberen jongeren in de hoofdstad Algiers de straat op te gaan om echte democratie te eisen, maar de Algerijnse oproerpolitie gunt de jongeren geen meter ruimte. De noodtoestand mag dan onlangs door president Bouteflika zijn afgeschaft, het is nog altijd verboden om in de hoofdstad te demonstreren.
„Mij zien ze voorlopig niet meer”, twitterde een gefrustreerde Senna na de vierde poging om te demonstreren. „Laten we eerst maar een einde maken aan die verdeeldheid.”
De wekelijkse marsen in de Algerijnse hoofdstad worden gedragen door een samenraapsel van vakbonden, politieke partijen en mensenrechtenorganisaties. Het overkoepelend orgaan, de Nationale Coördinatie voor Verandering en Democratie (CNCD), kan echter op weinig weerklank rekenen bij de bevolking.
„Hoe kun je nu een alliantie bewerkstelligen tussen die oppositie van stripfiguren en authentieke sociale krachten”, zegt Benderra. „Dat is een vergissing. De revolutie moet beginnen bij de Algerijnse bevolking. Die is daar veel meer klaar voor dan men denkt. De maatschappij verandert snel, er zijn 1,3 miljoen studenten in Algerije op een bevolking van 35 miljoen. Die weten wat democratie is, en hebben meer kaas gegeten van politiek dan hun ouders. Je moet gewoon wachten totdat de voorwaarden aanwezig zijn en dan veegt de bevolking het systeem weg.”
Ramzy Larkem van het steuncomité in Boulogne-sur-Mer is het daar niet helemaal mee eens. De 28-jarige docent aan de universiteit gaat ervan uit dat de pogingen van de CNCD sterk belemmerd worden door de recente geschiedenis van het land.
Larkem: „Na de gebeurtenissen van 1988 heeft er vanaf 1991 een bloedige burgeroorlog gewoed. Zeker 150.000 mensen zijn toen vermoord; er waren duizenden vermisten. Ik begrijp daarom wel dat het veel moeite kost om mensen op de been te krijgen. Ook hier in Frankrijk krijgen we nog weinig respons. We hebben blijkbaar nog veel uit te leggen.”
„De Algerijnse maatschappij heeft een trauma, dat is zeker waar, erkent Benderra. „Maar om dan vervolgens te concluderen dat de mensen wel thuis zullen blijven uit angst voor een nieuwe periode van geweld, dat weet ik nog niet zo zeker. Kijk naar wat er de afgelopen jaren in Irak is gebeurd. Er zijn daar miljoenen doden gevallen sinds de invasie van de Amerikanen. En toch zijn er jonge Irakezen de straat op gegaan om te demonstreren.”
Angst voor geweld, maar ook het feit dat het regime in tegenstelling tot Egypte en Tunesië niet geïsoleerd is, speelt een rol bij de moeizame totstandkoming van een grote volksbeweging.
President Bouteflika staat er bepaald niet alleen voor als het gaat om de vraag wie hem steunen tegenover prodemocratische krachten. Veel Algerijnse burgers profiteren direct van het regime. Zij hebben dankzij de juiste kennissen en andersoortige relaties een baan bij de overheid gekregen en zullen niet staan te juichen als dit regime het veld moet ruimen onder druk van een volksopstand.
Benderra: „Het Algerijnse systeem is veel efficiënter georganiseerd dan bijvoorbeeld het Egyptische systeem. Maar met al dat geld zijn ze niet in staat overheidsdiensten normaal te laten functioneren. De economische groei is heel zwak. Ik ga ervan uit dat een omwenteling uiteindelijk onvermijdelijk is.”
„Die verandering moeten we moreel vanuit Frankrijk ondersteunen”, voegt Ramzy Larkem eraan toe. „Laten we de Algerijnen helpen die democratie tot stand te brengen.”