Tsunami: onberekenbaar en onvoorspelbaar
RIJSWIJK (ANP) – De term tsunami komt uit het Japans en betekent letterlijk ‘havengolf’ of ‘havengolven’. Het fenomeen ontstaat als een grote massa water in een oceaan in beweging komt door bijvoorbeeld een aardbeving, een vulkaanuitbarsting of de inslag van een meteoor.
Tot 26 december 2004, toen een serie tsunami’s na een zeer zware zeebeving bij Sumatra dood en verderf zaaide in veertien landen in en aan de Indische Oceaan, was het woord tsunami voor velen onbekend. Intussen is het een algemeen bekend begrip.
Een tsunami is een verraderlijke sluipmoordenaar en moeilijk te voorspellen. Op open zee is de vloedgolf nauwelijks merkbaar. Een tsunamigolf is daar soms maar een meter hoog. Het gevaarlijke is dat de golven enorm veel energie in zich herbergen. De golven kunnen zich uitspreiden over duizenden kilometers en verliezen tijdens hun razendsnelle opmars van tot wel 800 kilometer per uur nauwelijks aan kracht.
De verwoestende kracht blijkt pas als de tsunami’s ondieper water bereiken. Het zijn op dat moment niet zozeer de hoogten van de golven die de verwoestingen aanrichten, maar de enorme stuwende watermassa. Op Sri Lanka richtte de eerste tsunamigolf eind 2004 aanvankelijk nauwelijks schade aan - de zee trok zich zelfs enige tijd terug - waarop een tweede opgehoopte ‘aanvalsgolf’ echter soms tot 3 kilometer diep landinwaarts trok en tienduizenden levens eiste.
Tsunami’s komen het meest voor in de Stille Oceaan. Daar is ook al jaren een waarschuwingssysteem in werking. In de Indische Oceaan was die er voor 26 december 2004 niet. Sinds een aantal jaar is ook in deze regio een alarmsysteem.