Verkrachte vrouwen de ‘levende doden’ van de oorlog
Seksueel geweld tegen vrouwen wordt steeds vaker als oorlogswapen ingezet. Het probleem staat gelukkig in toenemende mate op de agenda, maar er is nog een strijd te winnen. Dat zei Annemiek Richters gisteravond in de Annie Romein-Verschoorlezing in Leiden. Een verkorte weergave.
Beatrice is een van de vele door oorlogsgeweld getroffen vrouwen die ik tien weken geleden ontmoette in Goma, een stad in Oost-Congo. Zij vertelt huilend: „Ik was samen met mijn man en oudere broer toen de rebellen kwamen. Ik werd verkracht terwijl beiden toekeken. Vervolgens dwongen de soldaten mijn broer om mij te verkrachten. Daarna vermoordden zij mijn man en broer en vernietigden mijn huis. Mijn schoonfamilie heeft mijn overige bezittingen in beslag genomen en mij verstoten. Nu zwerf ik rond. De verkrachting heeft voor mij nog andere problemen veroorzaakt. Ik kan daar niet over spreken.”
Even buiten Goma bezoek ik een vluchtelingenkamp dat opvang biedt aan ruim 2000 mensen. Die opvang houdt niet veel meer in dan van plastic gemaakte tenten om in te slapen. Vaak is het plastic gescheurd, zodat men niet beschermd is tegen regen. Vaak zijn er geen matrassen, zodat men op het lavasteen moet slapen. De meeste huishoudens worden door vrouwen gerund. Er is geen voedselhulp meer, waardoor de vrouwen zelf verantwoordelijk zijn voor het levensonderhoud van hen zelf, hun eigen kinderen, weeskinderen en soms een gehandicapte man.
Henny Slegh, psychotraumatherapeut, en ik spreken met een groep van vijftig vrouwen. Twintig van hen zijn door hun man verlaten, omdat deze niet met een verkrachte vrouw wil leven. De aanname is dat verkrachting per definitie besmetting met aids inhoudt. Dertien vrouwen weten niet waar hun man is en of deze nog leeft. Tien vrouwen verzorgen een echtgenoot die gehandicapt is. Rond het kamp is een bos waar vrouwen hout sprokkelen om te kunnen verkopen. Met de opbrengst kunnen zij een beetje eten kopen. In het bos worden regelmatig vrouwen verkracht. Daarom heeft de kampleiding de toegang ertoe verboden. Maar de vrouwen hebben de zorg voor hun kinderen, dus gaan toch, met het risico opnieuw verkracht te worden.
Machteloosheid
Wat opvalt is dat twintig van de vrouwen kinderen hebben van wie de vader onbekend is. Dat wil zeggen kinderen die verwekt zijn tijdens verkrachting. Het is traditie dat de vader zijn kind een naam geeft. Het komt voor dat een kind dan ”baby” blijft heten. Of dat kinderen door het leven moeten met een naam die herinnert aan de omstandigheden waarin het verwekt is, zoals Ongeluk, Verkrachting en Lijden. Eén baby heeft de naam Licht, wat hoop uitdrukt dat het kind de moeder iets goeds zal brengen. Die naam was echter bij de geboorte in het ziekenhuis gegeven door een blanke hulpverlener. Eén vrouw heeft zelf de naam Held aan haar zoontje gegeven, omdat zij ondanks haar pogingen abortus te plegen een gezond kind kreeg en veel moeilijkheden goed doorstaan heeft.
Gevoelens van machteloosheid grijpen Henny en mij bij de keel. Hoe te reageren als een vrouw zegt: Jullie willen ons psychische hulp brengen, maar als wij honger hebben, horen wij niet wat hulpverleners ons te vertellen hebben? Hoe te reageren als een vrouw vertelt dat zij met haar twee kinderen, verwekt door verkrachting, in de modder slaapt terwijl de mieren over hen heen lopen?
Vrouwen praten soms met elkaar. Dat helpt tenminste iets, want dan adviseren zij elkaar hoe de moed erin te houden. Maar hun diepste geheimen – zoals het hebben van aids– delen zij niet, uit angst voor roddel en verstoting. Veel vrouwen zoeken hun heil in gebed tot God. Maar, zegt een vrouw: „God luistert niet meer, Hij heeft ons verlaten.” De jonge vrouwen hebben geen hoop ooit een echtgenoot te vinden. Zij zijn immers geen vrouw meer. De meeste oudere vrouwen hoeven nooit meer een man. De neiging tot het plegen van zelfmoord is groot.
Aan de andere kant is de levenskracht die wij zien indrukwekkend. Vaak horen wij als diepste wens: „Als ik nu maar een plek heb om te wonen, kan ik weer een handeltje opzetten en voor mijn kinderen zorgen.”
Kernsymbool
In veel oorlogen werd verkrachting als een algemeen geaccepteerd onderdeel van de strijd beschouwd. De huidige oorlogen zijn vooral binnenstatelijke oorlogen. Verreweg de meeste slachtoffers daarvan zijn burgers. De veranderende aard van oorlogen brengt mee dat seksueel geweld steeds meer als oorlogswapen ingezet wordt. Dat geweld is niet alleen een aanval op het lichaam, de ziel en de waardigheid van individuele vrouwen, maar ook een aanval op vrouwen als kernsymbool van de gemeenschap waartoe zij behoren; een gemeenschap die vernietigd moet worden.
Voor zover een vrouw een of meer keren verkracht is, is dat meestal een onderdeel van een complex van gewelddadige gebeurtenissen, die het leven van een vrouw voorgoed veranderen. Wat vrouwen in Goma overkwam, kan als voorbeeld dienen. Vrouwen zien hun man en kinderen vermoord worden en hun dorp met de grond gelijkgemaakt. Zij verliezen hun bron van inkomsten. Oorlogsweduwen worden verstoten door hun familie en gestigmatiseerd door hun leefomgeving. Op de vlucht zijn vrouwen meestal verantwoordelijk voor hun kinderen en moeten zij in mensonterende omstandigheden met hun gezin, of wat daarvan over is, zien te overleven. Vaak komen zij in een omgeving terecht waar zij nog steeds niet veilig zijn.
Bezetenheid
De gevolgen van het geweld zijn van lichamelijke, psychische en sociale aard. Vrouwen die gewelddadige verkrachting overleefd hebben, zijn er meestal slecht aan toe. Zij hebben acuut medische hulp nodig. Als zij overleven, met of zonder die hulp, houden zij hun leven lang last van lichamelijke klachten. Psychisch ervaren vrouwen zichzelf als ‘levende doden’. Zij hebben hun menselijkheid verloren. Hun klachten laten zich vaak niet in westerse ziektecategorieën onderbrengen. Vaak komt hun psychisch lijden alleen tot uitdrukking in lichamelijke klachten of in bezetenheid. De sociale gevolgen van het geweld leggen nog eens extra psychische druk op vrouwen.
Grace, bijvoorbeeld, diende als jong meisje als seksslaaf in een rebellenleger. Na terugkeer in de maatschappij blijkt zij in haar dorp met haar drie in de bush verwekte kinderen niet welkom te zijn. Haar familie ziet in haar kinderen de verpersoonlijking van de rebellenleider. De buurman dreigt de drie jongens te vergiftigen, omdat zij kinderen zijn van zijn aartsvijand; het rebellenleger dat zijn eigen twee kinderen ontvoerd en vermoord heeft. Haar familie laat Grace weten dat er geen land is voor haar zonen. Zij moet de jongens maar terugbrengen naar hun vader in de bush. Wanneer familieleden Grace beginnen te mishandelen, vlucht zij met haar kinderen, een onzekere toekomst tegemoet.
Trauma’s van mannen
Teneinde oorlogsgeweld tegen vrouwen te stoppen en adequate hulp te bieden aan overlevenden, is een complex, breed gedragen geheel van maatregelen nodig. Er zijn interventies nodig op het terrein van gezondheidszorg, rechtspraak, en sociaaleconomische ontwikkeling –op zowel internationaal, nationaal, als lokaal niveau– die idealiter op elkaar afgestemd zijn.
De internationale vrouwenbeweging heeft eraan bijgedragen dat verkrachting in oorlogstijd als misdaad tegen de mensheid erkend wordt en, vooralsnog incidenteel, vervolgd wordt. Straffeloosheid draagt bij aan de normalisering van geweld en moet dus bestreden worden. Vaak zijn er wel de relevante wetten, maar schort het aan de implementatie ervan. Traditionele strategieën die toegepast worden om verzoening tussen dader en slachtoffer tot stand te brengen zijn niet altijd berekend op het grootschalige geweld in oorlogstijd en de specifieke rechtsbehoeften van vrouwen. Waar seculiere rechts- en verzoeningspraktijken toegepast worden, blijkt het zinvol deze te koppelen aan psychosociale zorg, teneinde te voorkomen dat die praktijken hun doel voorbijschieten.
Oorlogsoverlevenden verdienen het om op z’n minst materiële schadevergoedingen te ontvangen en gesteund te worden in het opbouwen van een nieuw bestaan. Het is mijn ervaring in Rwanda dat sociaaleconomische steun vaak geen of weinig effect heeft als mensen nog in een sociaal isolement zitten. Eerst moeten zij hun sociale vitaliteit weer terugkrijgen, zodat zij gezamenlijk een inkomen kunnen gaan genereren.
Steeds meer wordt ook duidelijk dat om de cirkels van geweld te doorbreken, interventies nodig zijn die aandacht hebben voor trauma’s van mannen; inclusief het trauma van op mannen uitgeoefend seksueel geweld en het trauma van het dader-zijn van seksueel geweld. Uit een enkele studie in Congo verricht, blijkt dat mannen bijna even vaak slachtoffer van seksueel geweld geweest zijn als vrouwen. Er zijn meer van deze studies nodig.
Merci Dieu
De Congolese gynaecoloog Denis Mukwege, die al tien jaar lang met de gevolgen van oorlogsgeweld tegen vrouwen in Congo geconfronteerd wordt, zegt: „Ik heb met president Kabila gesproken, met parlementsleden, maar het heeft geen nut. Nu focus ik me meer op de vrouwen zelf, probeer hen ertoe aan te zetten meer verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen toekomst.” Er zijn in Congo vele vrouwen die die verantwoordelijkheid al lang genomen hebben. In Oost-Congo werd vorige maand een mijlpaal bereikt met de officiële opening van de Stad van de Vreugde. Vrouwen hadden de fundamenten ervan gelegd. Per jaar zullen 180 vrouwen opgeleid worden in vredesactiviteiten, die zij vervolgens in hun dorpen gaan implementeren. Het project krijgt internationale steun. Het is slechts één voorbeeld van internationale solidariteit en van de energie die wereldwijd gestoken wordt in de strijd tegen geweld tegen vrouwen. Vooralsnog weegt dit niet op tegen de energie die oorlogsgeweld tegen vrouwen direct dan wel indirect aanwakkert. Er is dus nog een strijd te winnen.
Ter afsluiting noem ik het verhaal van Merci Dieu. Toen ik in januari in Goma was, vertelde Denise, een leerling-counselor, dat er bij haar in de buurt een baby bij een marktstalletje achtergelaten was. De baby werd vervolgens bij haar gebracht. Denise had al vijf kinderen om voor te zorgen. Zij nam het kind toch liefdevol op. Onlangs ontving ik een foto van de baby, met het bericht dat het kind de naam Merci Dieu (God zij dank) gekregen heeft. Het kind heeft de volle belangstelling van Denises medecursisten. Een teken van hoop in een wereld die voor veel mensen een hel op aarde is.
De auteur is arts en medisch antropologe en was bijzonder hoogleraar vrouwengezondheidszorg en hoogleraar cultuur, gezondheid en ziekte aan de Universiteit Leiden. Zij doet sinds 2005 onderzoek naar de praktijk en het effect van psychosociale zorg in Rwanda en is sinds 2010 betrokken bij een opleiding voor traumacounselors en klinisch psychologen in Goma, Democratische Republiek Congo.