„Mes in zaak Ernest L. geen moordwapen”
In de Deventer moordzaak heeft het gerechtshof in Arnhem ten onrechte een mes als moordwapen aangemerkt. Dat betoogde mr. G. Knoops dinsdag bij de Hoge Raad in een poging de zaak heropend te krijgen.
De Deventer zaak betreft de moord op weduwe Jaqueline Wittenberg (60). De rijke vrouw uit Deventer is waarschijnlijk op 23 september 1999 vermoord. Ze werd enkele dagen later met vijf 10 centimeter diepe steekwonden in haar woning aangetroffen.
Het gerechtshof in Arnhem veroordeelde Ernest L., boekhouder van de weduwe, in december 2000 tot twaalf jaar cel voor de moord. Eerder nog sprak de rechtbank in Zwolle de man vrij. Zelf heeft L. altijd iedere betrokkenheid ontkend. De veroordeelde had het volgens het Arnhemse hof voorzien op de miljoenen van de weduwe. Hij werd kort voor de moord benoemd als executeur-testamentair van een stichting die na de dood van Wittenberg zou worden opgericht.
Inmiddels zit L. al enkele jaren vast. Medestanders proberen zijn zaak opnieuw voor de rechter te krijgen. Voor heropening van een zaak moet er sprake zijn van een zogeheten novum. Dat betekent dat er feiten op tafel komen waarvan een rechtscollege eerder niet op de hoogte was.
Raadsman Knoops, eerder advocaat in de geruchtmakende Puttense moordzaak, meent dat er sprake is van diverse ontlastende feiten waarvan het hof in Arnhem niet op de hoogte was. Bij de Hoge Raad richtte hij zijn pijlen onder meer op het vermeende moordwapen. Het bewuste mes is kort na de moord in een portiek op 1,5 kilometer afstand van Wittenbergs woning gevonden. Bij een zogeheten geursorteerproef combineerde een speurhond de lichaamsgeur van Ernest L. met de geur op het mes.
Op het mes is echter geen enkel spoortje bloed aangetroffen, ook niet in de spleet tussen het lemmet en het handvat. Daarom is het „hoogst onwaarschijnlijk” dat de weduwe met dit mes is omgebracht, aldus Knoops. De raadsman onderbouwde zijn betoog met verklaringen van vier verschillende deskundigen.
Knoops kritiseerde advocaat-generaal mr. J. Wortel, die eerder bij de Hoge Raad betoogde dat het toch wel mogelijk was bloed van het mes af te spoelen. Volgens de raadsman omschreef Wortel het lemmet van het mes ten onrechte als „glad en ondoordringbaar.” De advocaat wees erop dat een op het oog spiegelglad lemmet in werkelijkheid wel degelijk kleine ’poriën’ kan hebben waarin het bloed achter kan blijven, zelfs nadat het mes is gewassen met schoonmaakmiddel.
Recent kwam advocaat-generaal Wortel zelf met de opzienbarende mededeling dat er dankzij de nieuwste technieken twee DNA-sporen zijn gevonden op het bewuste mes dat in het portiek is gevonden. Dat lichaamsmateriaal behoort niet toe aan weduwe Wittenberg. Ernest L. wil graag zijn DNA laten vergelijken met het DNA op het mes, zo liet raadsman Knoops de vijf raadsheren van de Hoge Raad gisteren weten.
Knoops had nog een ander ijzer in het vuur. Dat betreft het onderzoek naar het telefoonverkeer van Ernest L. De man heeft op 23 september 1999 rond 20.36 uur met Wittenberg gebeld, naar eigen zeggen vanuit ’t Harde. Het telefoontje is echter opgepikt door een basisstation in Deventer. Volgens het hof liegt L. op dat punt. Knoops betoogde dat het echter best mogelijk is dat het telefoontje vanaf ’t Harde is ’overgewaaid’ naar Deventer. De Hoge Raad beslist voor of op 8 juli over het herzieningsverzoek.