EP-rapporteur Belder pleit voor grote druk op Iran
STRAATSBURG – Hoe meer druk op Iran hoe beter. De Europese Unie kan zelf weinig doen, maar ze kan én moet de Amerikanen helpen om het Perzische land in het gareel te krijgen.
Het Iranrapport van de SGP’er Bas Belder is vandaag in het Europees Parlement besproken en komt morgen in stemming. Begin februari kreeg de rapporteur in de commissie buitenlandse zaken al grote steun (62 tegen 3 stemmen) voor zijn scherpe rapport, waarin Iran langdurig over de knie gaat.
In de hoofdstad Teheran was men niet blij dat Belder de pen voor dit rapport voerde. De SGP’er geniet van de brief die hij gisterochtend door een Finse collega kreeg doorgespeeld. Daarin dringt de Iraanse ambassadeur erop aan „alles te doen” Belders rapport te verwerpen, omdat die als voorzitter van de EP-delegatie voor Israël „overduidelijk vooringenomen” is. Net als de Amerikanen is Belder uit op „militaire actie”, aldus de ambassadeur.
Belder is ervan overtuigd dat Iran aan banden moet worden gelegd. „Er heerst grote onderdrukking. Het land is beducht voor de jonge generatie, anders heb je op universiteiten geen knokploegen. Door steun aan Hamas en Hezbollah ontwricht Iran ook zijn omgeving. Ook voor Israël is het een bedreiging. Daarom is het goed als Europa Iran mede een halt toeroept.”
Kan Europa dat?
„Europa kan helpen. Uiteraard in samenwerking met de Verenigde Staten. Wij moeten de Amerikanen steun bieden om Iran weer aan tafel te krijgen. Want strikt genomen is er met Iran nog nooit echt onderhandeld over het nucleaire programma. Er mag geen ”appeasement”, ontspanning, komen. Absoluut geen kniebuiging voor Teheran.
Het is belangrijk dat jongeren in Iran onze steun voelen. Voor hen is de situatie uitzichtloos, met een werkloosheid boven de 20 procent. Niet voor niets verlaten jaarlijks 150.000 jongeren het land. Er is een enorme ontgoocheling over de uitwerking van de revolutie van 1979. Teheran heeft de atoombom nodig om zich intern te bewijzen. Uiteindelijk ligt de oplossing in een radicale verandering van het regime.”
Naast het nucleaire programma bespreekt u in uw rapport de slechte mensenrechtensituatie. Wat kan de EU daarvoor betekenen?
„Ik ga de hoge EU-vertegenwoordiger Ashton vragen om een lijst van mensenrechtenschenders. Dat loopt van de top tot de gevangenisbewakers. Rond het nucleaire dossier bestaat er al zo’n lijst van ongewenste personen.”
U spreekt over een „vitaal middenveld.” Zoiets verwacht je niet in een dictatuur.
„Toch is het er, ook al is het een beklemd middenveld. Ondanks de zware repressie zie je op internet regelmatig tegenstemmen, zoals ook de laatste weken.”
In dat verband spreekt u over een „groot potentieel” voor democratie. De ervaring leert ons echter niet te optimistisch te zijn over oppositiebewegingen die het roer overnemen.
„Je kunt terecht vragen hebben bij het democratisch gehalte van de oppositie. Zo zijn er aanwijzingen dat ook de oppositieleiders Musavi en Karubi –net als president Ahmadinejad– de Holocaust ontkennen.
Toch denk ik dat wij de zogenaamde Groene Beweging moeten steunen. Als de leiders van de oppositie in het geheim worden opgepakt en hun familie wekenlang niets van hen hoort, levert het regime natuurlijk zelf brandstof voor de opstand.”
U veroordeelt in uw rapport scherp de doodstraf en u pleit voor gelijkberechtiging van vrouwen en homoseksuelen. Niet echt gebruikelijke pleidooien voor een SGP’er. In hoeverre moest u concessies doen om draagvlak te krijgen?
„Door de amendementen –301 in getal– glippen er zeker dingen binnen waar je bij moet slikken. Een voorstel waarin wordt gepleit voor vrije seksuele oriëntatie probeer je in overleg af te zwakken tot een pleidooi tegen discriminatie. Ik sta zeker achter het geheel, ook al hebben we er fiks ons best voor moeten doen.
Vergeet niet dat er in de verhouding van man en vrouw gruwelijk onrecht zit. Een man beroept zich bij overspel op een „tijdelijk huwelijk”, terwijl een vrouw ervoor wordt gestenigd. Dat stel ik aan de kaak.
Ik vraag het Parlement wel om morgen bij de stemming een paragraaf te schrappen, die spreekt over de „opbouwende rol” van Iran in Afghanistan. Dat gaat me te ver.”
Verliest een rapport na zo veel wijzigingen zijn scherpte niet?
„Welnee. In dat geval zou de Iraanse ambassade me wel bloemen hebben gestuurd.”