Oproep Panel Presentie mist pastorale betrokkenheid
De oproep tot voorbede van het Panel Presentie (RD 2-3) is eenzijdig en mist een pastorale toon over homoseksualiteit, vindt Ruard Ganzevoort.
Het zogeheten Panel Presentie heeft een oproep gedaan tot voorbede voor de nood van Nederland bij de komende biddag voor gewas en arbeid. Het panel noemt vijf belangrijke zaken waarvoor voorbede nodig is: de seksualisering van de samenleving, het gelijkheidsdenken, de vrijheid van onderwijs, abortus en euthanasie, en de zondagsheiliging.
Hier valt direct de eenzijdigheid op. Om te beginnen worden de brandende vragen van onze wereld genegeerd. Waar is bijvoorbeeld de aandacht voor de roep om vrijheid en democratie in de Arabische wereld? Waar zijn de klimaat- en de voedselcrisis? Juist bij een biddag voor gewas en arbeid verdienen zeker de laatste thema’s uitgebreide aandacht.
Maar ook bij de thema’s die hier wel genoemd worden, straalt de eenzijdigheid ervan af. Drie van de vijf velden worden in de oproep direct verbonden met homoseksualiteit. Die wordt beschreven als „het met voeten treden van het zevende gebod.”
Ik besef heel goed dat homoseksualiteit in de reformatorische gezindte een zwaarwegend onderwerp is. Toch wil ik naast dit appel iets anders plaatsen: een oproep tot pastorale bezinning. Mijn grote zorg is namelijk wat het gevolg is van een dergelijke oproep en het scherpe oordeel over homoseksualiteit dat daaronder ligt voor medegelovigen die homoseksueel zijn.
Ik spreek reformatorische homo’s en lesbiennes die door dit soort boodschappen geestelijk gewond raken en vervreemden van de kerk en het geloof. Ik ken mensen die jarenlang geleden hebben onder afwijzing en veroordeling. En ik weet uit onderzoek dat het zelfdodingscijfer onder homoseksuelen in orthodox-religieuze kring veel hoger is dan elders. Dat vind ik zeer zorgwekkend. Juist bij een profetisch getuigenis –hoe rechtzinnig ook– mag de barmhartigheid niet ontbreken. „Had ik de liefde niet, dan was ik niets.”
Dat is geen pleidooi om standpunten op te geven. Het is een oproep om de liefde niet te vergeten. De homo’s over wie het gaat, zitten ook in de kerk, gaan ook naar een reformatorische school, groeien ook op in christelijke gezinnen. Welke plaats is er voor hen? Hoe worden zij gesteund op hun levensweg en in hun geloof? En hoe nemen we hen serieus in hun eigen verantwoordelijkheid voor de levenskeuzen waar ze voor staan – zoals wij dat allemaal moeten?
Ik vrees dat de reformatorische gezindte zich vaak te gemakkelijk laat verleiden tot een negatief oordeel zonder oog te hebben voor het lijden dat dit mensen aandoet. Wat zou het mooi zijn als het getuigenis in deze wereld niet alleen zou aanwijzen wat er buiten de kerk verkeerd is, maar vooral zou laten zien hoe heilzaam het Evangelie is in de levens van mensen. Wat zou het goed zijn als we bij onze voorbede beseffen dat er ook mensen in nood zouden kunnen komen door onze profetische oproepen.
Er zal nog heel veel gesprek nodig zijn over homoseksualiteit. En daarbij zullen we het wellicht ook niet eens worden. Maar laten we in elk geval zorgvuldig omgaan met de mensen die dit het meest aangaat.
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit.