De andere Toon Tellegen
„Zullen we je terug naar huis brengen?” opperde Jacques. „We kunnen je duwen.” „En als ik dan thuis ben?” vroeg de olifant zwaarmoedig. „Wat dan? Is dan soms alles goed?” Op die vraag had niemand antwoord. Wel dachten ze er zo hard over na dat hun hoofden ervan kraakten.”
De dierenwereld die Henk van Straten beschrijft in de verhalenbundel ”Alle dieren vonden olifant” doet meteen denken aan Toon Tellegens bekende verhalen over Mier, en Eekhoorn en talloze andere dieren. Van Stratens verhalen zijn filosofisch ingesteld, een tikje melancholisch ook. Maar zo consequent als Tellegen zijn stijl hanteert, doet Van Straten dat niet. Bij hem ook zinnen als: „Hij werd er een beetje misselijk van, alsof hij te veel vliegjes had gegeten.”
Voordeel daarvan is dat de verhalen –ze gaan over zeedieren en een verdwaalde olifant– toegankelijker zijn voor jongere kinderen. Van Straten doorspekt zijn verhalen met –soms droge– humor. Over de zwijgzame Sabrina de kwal: „Die zei sowieso nooit iets, maar je kon gewoon proeven dat ze nu ook echt niets te vertellen had.” En de ontknoping van de identiteitscrisis van zeeslang Saartje, die zich afvraagt of ze slang is of zebra, zit in een woordgrap: een „zeebra” hoort toch echt thuis in zee.
Wat het taalgebruik betreft zijn Tellegens boeken een betere keus. Met uitroepen als ”amen” en ”halleluja” wil Van Straten kennelijk een christelijke toon zetten. Een voorlezer die hiermee creatief kan en wil omgaan, heeft met ”Alle vissen vonden olifant” een sprankelend en prachtig geïllustreerd boek, dat iets toevoegt.
Alle vissen vonden olifant, Henk van Straten en Martijn van der Linden (ill.); uitg. Moon, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 488 0434 4; 93 blz.; € 13,95.