Opinie

Wisselwerking

De wisselwerking tussen recht en media is een inspiratiebron voor de vakliteratuur. Zeker in strafzaken speelt de pers een bijzondere rol. Buitensporige media-aandacht leidt steeds vaker tot publieke veroordeling. Als schrijnend voorbeeld wordt de zaak van Fokke Fernhout, voormalig rechter te Maastricht, genoemd. De aanklacht betrof bezit van kinderporno en misbruik. Het hof vond geen bewijs, maar Fernhouts reputatie was al lang aan gort: de pers smulde van de ”vieze rechter” en niet één medium nam de moeite de zaak grondig te onderzoeken.

Mr. A. Klaassen
7 March 2011 10:57Gewijzigd op 14 November 2020 13:58

Advocatenblad no. 2 wijdt daarom aandacht aan ”het mediagerecht”. Het beeld dat advocaten de media zoeken wordt daarin weersproken: „Het mijden van publiciteit is vaak de belangrijkste opdracht van de advocaat.” Het agressieve mediabeleid van het openbaar ministerie ter reparatie van het negatieve publieksimago zet de verdediging op achterstand. Voorbeeld daarvan vormt de uitvoerige media-aandacht voor Robert M., zedenverdachte uit Amsterdam, of Benno L., zwemleraar. De schuldvraag wordt daarbij ingevuld door media en publiek zonder dat de rechter zich daarover heeft gebogen. Prof. Frielink, hoogleraar openbaar ministerie, verbaast zich eveneens over het „wel heel actieve persbeleid” van het OM. „Het argument was ongetwijfeld dat de onrust in de samenleving moest worden gedempt, maar Robert M. is inmiddels door heel Nederland veroordeeld tot de hoogste boom. De rechter kan het dan eigenlijk alleen nog maar verkeerd doen. Je zag het bij Benno L.: de rechter waardeerde de feiten heel anders en er kwam dus een veel lagere straf uit. Tijdens het voorlezen van het vonnis werd er vanaf de publieke tribune van alles geroepen naar die rechter: dat die het verkeerd deed, het allemaal niet had begrepen. Het OM moet met zijn voorlichting de rechter niet in een dergelijke positie manoeuvreren.”

Daarbij worden advocaten beperkt in de mogelijkheid om gecreëerde beelden recht te zetten, nu zij gedragsrechtelijk gebonden zijn als het gaat om publiciteit. Niet alle advocaten zijn overigens even kritisch: media-advocaat Van den Brink acht het juist de taak van de media misstanden aan de kaak te stellen, mits voldoende feitelijk onderbouwd. „Zeggen dat je pas over iemand mag publiceren als hij strafrechtelijk is veroordeeld, is de omgekeerde wereld.”

De rechterlijke macht beseft eveneens dat de tegenstelling tussen wat media ventileren en het rechterlijk oordeel zelf „iets doet met het burgerlijk vertrouwen in de rechtspraak. Daarom moeten wij blijven uitleggen dat wat op straat waar is, dat voor het bewijsrecht niet hoeft te zijn.”

Buiten de strafrechtspleging bestaat eveneens aandacht voor de media, bijvoorbeeld voor de vraag hoe juristen zich verhouden tot sociale media als Twitter en LinkedIn. De Hoge Raad twittert uitspraken en er was een proef met de iRechter die anoniem twitterde. De proef is bedoeld voor beleidsbepaling over het gebruik van sociale media voor de rechtspraak. Volgens Advocatenblad 3 creëren deze media vooral kansen, maar „meedoen is niet verplicht.” Mr. no. 2 signaleert echter ook bezwaren voor advocatenkantoren.

De podia voor ”profilering en zelfexpressie” tasten de productiviteit van werknemers aan, kunnen imagoschade voor bedrijven opleveren, verhogen de virusgevoeligheid van het systeem, geven headhunters wel erg makkelijk een kijkje in de organisatie en vergemakkelijken het bewerken en meelokken van relaties en klanten. Bovendien kunnen meningen en ‘vriendschappen’ ook tegen je worden ingezet, hetgeen je positie als advocaat kan benadelen. Werkgevers zouden daarom regels dienen te stellen voor bijvoorbeeld LinkedIn.

Anderen belichten de keerzijde als nuttig marketing- en relatiebeheerinstrument. Daarbij hangt het ook van je werkterrein af. Als je grote banken bijstaat als klant, is twitteren minder handig dan wanneer je optreedt voor de reclamewereld, waar twitteren ‘hot’ is. Conclusie: neem de spelregels in acht; niet over zaken twitteren, maar over het eigen vakgebied. „Je moet je altijd bewust blijven van je rol als advocaat, maar dat moet je op een feestje ook.”

Tot slot speelt een medium als internet ook in wetgeving een toenemende rol. Nederlands Juristenblad no. 6 bespreekt het wetsvoorstel dat executieveiling van woningen aantrekkelijker maakt voor particulieren. Als de bank een huis verkoopt, gaat dat doorgaans naar handelaren. Executieveilingen zijn hun ”exclusieve jachtterrein”, dankzij ondoorzichtige informatie. Kopers kunnen het huis niet bezichtigen en weten niet of er huurders wonen.

Het wetsvoorstel regelt dat veilingen via internet worden georganiseerd, zodat iedereen kan meedoen. Huiseigenaren worden verplicht hun woning open te stellen ter bezichtiging en de bank moet laten weten of de woning gehuurd is of leegstaat. Bovendien ontstaat de mogelijkheid om schade aan de woning af te trekken van de koopprijs. Al deze maatregelen strekken ertoe dat particulieren beter kunnen meedingen, hetgeen vermoedelijk leidt tot hogere prijzen ten behoeve van bank én schuldenaar.

Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer