Balanceren: Medisch adviseur bij het Bureau Medische Advisering ministerie van Justitie
Sommige beroepen zijn net zo ingewikkeld als ze klinken. Medisch adviseur bij het Bureau Medische Advisering (BMA) van het ministerie van Justitie is zo’n voorbeeld.
Deze adviseurs, basisartsen, geven advies aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Zij doen dat wanneer een asielzoeker om medische redenen een verblijfsvergunning aanvraagt. In jargon heet dat: het aanvragen van een vergunning vanwege een medische noodsituatie.
Zoals de term al doet vermoeden, roept dat direct de vraag op wat een noodsituatie is en wie dat kan bepalen. En daar zit ’m precies het ingewikkelde: dat doet de medisch adviseur van het BMA.
Het behoeft geen betoog dat dergelijke artsen in een lastig parket zitten. Ze dienen immers twee heren. Voor een deel hangt de inhoud van hun werk af van de IND en dus van het ministerie van Justitie, dat bepaalt van welke asielzoekers zij de medische conditie moeten beoordelen en hoe grondig zij daarbij te werk mogen gaan. Tegelijkertijd zijn en blijven ze arts, wat inhoudt dat ze zich onafhankelijk van alles en iedereen moeten inzetten voor het welzijn van de patiënt.
Stel, een zwaar getraumatiseerde asielzoeker uit een oorlogsgebied lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (ptst) en dreigt te worden teruggestuurd naar zijn land. Is dat wel of geen medische noodsituatie? De regels zeggen: Dat hangt af van de vraag of deze in zijn land kan worden behandeld. Is dat zo, dan is er geen noodsituatie en kan hij terug. Zijn die mogelijkheden er niet, dan mag hij om humane redenen blijven.
Vraag is alleen hoe een medisch adviseur van grote afstand de toegankelijkheid van de medische zorg kan beoordelen. Ergens in het verre thuisland zal vast een psychiater zijn, maar is die er ook voor de asielzoeker?
Volgens de tuchtrechtelijke jurisprudentie behoort een BMA-arts daar minimaal navraag naar te doen. Levert dat onvoldoende op, dan moet hij zijn aarzeling tot uitdrukking brengen in een advies.
Sinds tuchtcolleges die norm introduceerden, regent het klachten over BMA-artsen. Een fiks deel ervan draait om de vraag of deze norm wordt nageleefd. Daarbij blijkt het uitermate lastig om te bepalen of de BMA-arts nu wel of niet verantwoord te werk is gegaan.
Onlangs boog het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg zich over een BMA-arts die moest adviseren over een 13-jarig Afghaans meisje met een ptst. „Zij had herbelevingen van de vele doden en rondvliegende ledematen tijdens frequente bombardementen”, aldus het dossier. Dat het meisje psychiatrische hulp nodig heeft in een veilige omgeving, vindt ook de BMA-arts. Maar daar ligt ook meteen het probleem. In Afghanistan zijn geen kinderpsychiaters, alleen allroundpsychiaters. En kan het land, na het verstrijken van een aantal jaren, inmiddels veilig worden genoemd?
De BMA-arts wikte en woog. Over het ontbreken van kinderpsychiaters schreef ze: „Dat de behandeling daardoor per definitie als onvoldoende moet worden beoordeeld, is mijns inziens niet correct.” Over Afghanistan: „Dat behandeling in een veilige omgeving nodig is, is correct. Ik kan niet beoordelen in hoeverre Afghanistan dat voor haar is.”
Het regionaal tuchtcollege vond dat te summier en daarmee onvoldoende en waarschuwde de BMA-arts. Daarop ging deze in hoger beroep en met succes.
Het centraal tuchtcollege vindt de antwoorden eveneens summier, maar net voldoende. Het had de voorkeur verdiend indien de arts haar twijfels „wat sterker had doen uitkomen” en voor het veiligheidsaspect „bijzondere aandacht” zou hebben gevraagd, maar dat betekent volgens de tuchtraad niet dat haar advies niet aan de criteria voldoet. Uiteindelijk komt de BMA-arts dus op het nippertje met de schrik vrij.
De vraag of een met uitzetting bedreigde, minderjarige asielzoeker in haar thuisland die zorg kan krijgen waaraan zij zeer dringend behoefte heeft, is eigenlijk nooit naar tevredenheid te beantwoorden, dat maakt deze casus duidelijk. Welke normen tuchtcolleges ook verzinnen; het blijven ingewikkelde, zo niet onmogelijke keuzen waarvoor BMA-artsen zich zien geplaatst.