Handelaar G. H. Verweij (80): Bidden bij de aardappelen

Aardappelhandelaar G. H. Verweij mag dan 80 jaar zijn geworden, er staat toch maar een nieuwe BMW voor de deur. Een GT uit de 5-serie, zwart met witleren bekleding. „Ik reed altijd een BMW uit de 7-serie, dus ik word al iets bescheidener.”

Jan van ’t Hul
4 March 2011 13:41Gewijzigd op 14 November 2020 13:57
Aardappelhandelaar G. H. Verweij: ”In de Betuwe ben ik gaan begrijpen dat de Heere geen armen met goederen vervult, maar hongerigen. Hongerige mensen, die iets missen, die God kwijt zijn, die zo naar Hem uitzien, die uitzien naar de gerechtigheid, want zu
Aardappelhandelaar G. H. Verweij: ”In de Betuwe ben ik gaan begrijpen dat de Heere geen armen met goederen vervult, maar hongerigen. Hongerige mensen, die iets missen, die God kwijt zijn, die zo naar Hem uitzien, die uitzien naar de gerechtigheid, want zu

G. H. Verweij uit Den Haag begrijpt dat het in een interview vooral om hemzelf gaat. „Maar het mág niet te veel over mezelf gaan. Hoewel, dat is best lastig natuurlijk.”

Hij werd op de laatste synodezitting door een afgevaardigde „een Barzillai” genoemd, naar 2 Samuël 19:32: „Barzillai nu was zeer oud, een man van tachtig jaren.” „Ik wil best weten dat ik 80 jaar ben, maar ik wil niet graag gezien worden als een oude man. Elke morgen heb ik er zin in, en nog geen enkele ochtend heb ik me afgevraagd wat ik die dag zou moeten gaan doen. Mijn agenda staat nog elke dag vol. Last van het ouder worden heb ik ook niet. Léven wil ik, leven, en des Heeren daân, waardoor wij zo veel heil verwerven, elk tot Zijn eer doen gadeslaan.”

Drie jaar geleden ontviel hem zijn vrouw. Opeens was de glans van het leven eraf. Stilzitten is er echter niet bij. Recent was hij in Nieuw-Zeeland, in Oekraïne, en in Canada. In de maand juni wordt Verweij in Haïti verwacht. „Dat kán ik allemaal nog, en ik ben er de Heere dankbaar voor. Wie de Heere voor mij is? Dat is iedere morgen nieuw. Hij is mijn lied, mijn psalmgezang. Ik ben wel eenzaam, maar niet alleen, en daarom loof ik Hem, mijn leven lang.”

Zomaar ergens midden in het gesprek moet Verweij iets laten zien. In zijn huiskamer staat een bronzen beeldje, van een jongen en een meisje. Hij heeft het speciaal laten maken door een kunstenaar uit Limburg: Het meisje huilt, tranen met tuiten, en het jongetje troost haar. „Dat zijn wij. Zij was mijn vriendinnetje, Agatha Honkoop. We groeiden samen op, want we woonden in dezelfde straat, tegenover elkaar. Toen ik, zes jaar oud, naar de grote school moest, huilde Agatha. Ik naar de grote school, en ze mocht niet eens met me mee, want ze was een jaar jonger. Ze was bang dat ze me uit het oog verliezen zou.”

Ze verloren elkaar niet uit het oog. Op 10 december 1952 trouwden ze. Na een huwelijk van 55 jaar overleed op 18 februari 2008 Agatha Verweij-Honkoop. „Zij was mijn alles. De gedachten aan haar zijn me zoet, zeker omdat we weten mogen dat het de Heere behaagd heeft haar in Zijn heerlijkheid op te nemen. Wat ik tekort had, vulde zij aan, wat ik te veel had, ving zij op. Ik lees en bid nu ’s avonds maar hardop, dan lijkt het wel alsof ik haar iets minder mis.”

Verweij woont al meer dan vijftig jaar in een naoorlogs pand in de deftige Haagse Vogelbuurt, in de buurt van Kijkduin, met het Noordzeestrand op loopafstand. „Toen we trouwden zijn we hier al komen wonen. In de buurt stonden wij bekend als „de jonge mensen van de hoek.” Ik vond het een belevenis, wonen in zó’n mooi huis. Later heb ik wel eens plannen gehad om een ander huis te kopen, iets mooiers in Kijkduin, maar mijn vrouw wilde dat nooit. Ze was er niet voor te porren. Ze zei: „Ik hoop dat we hier nooit meer weg hoeven.” Dit was dus ons eerste huis, en ook ons laatste.”

De Vogelbuurt was in de jaren vijftig nog een kerkelijke buurt. „In die beginjaren gingen op zondagmorgen bijna alle tuinhekjes open. Alles ging naar de kerk: doopsgezinden, roomsen, hervormden, lutheranen, het deed er niet toe, maar iedereen ging wel ergens naar een kerk. Tien jaar geleden gingen er nog drie tuinhekjes open. Nu gaat op zondagmorgen alleen het mijne nog open.”

De ouders van Verweij waren mensen uit de Betuwe. Zijn vader kwam uit Buurmalsen, zijn moeder uit Enspijk. Later verhuisden ze naar Den Haag. „Als we eens een dag de tijd hadden, kenden we maar één richting: naar de Betuwe. Daar heb ik de band met Gods kinderen leren kennen. In Tricht was een heel hechte gemeenschap waar veel kinderen van God woonden. Op zondagmiddag werd er wel gezelschap gehouden, tussen de morgen- en de middagdienst. Er worden wel negatieve dingen gezegd over het gezelschapsleven, maar ik heb dat in mijn jongensjaren zo niet ervaren. Ik vind het een gebrek dat er vrijwel geen gezelschappen meer zijn. Die mensen konden zo eerlijk met elkaar spreken over de weg die de Heere met hen ging. Ik zat daar met mijn neus bovenop, en gelúísterd dat ik altijd heb!

In de Betuwe ben ik gaan begrijpen dat de Heere geen armen met goederen vervult, maar hongerigen. Hongerige mensen, die iets missen, die God kwijt zijn, die zo naar Hem uitzien, die uitzien naar de gerechtigheid, want zulken zullen verzadigd worden.”

Vader Marinus Verweij had een groentehandel en later een aardappelhandel. Toen Gerard zijn mulo-b-diploma in de zak had, ging hij z’n vader helpen. „Daar werd niet eens veel over gesproken. Op maandag deed ik mulo-examen, op dinsdagmorgen vijf uur riep mijn vader me. Hij bracht me naar Den Haag. Aan de Groothandelsmarkt lag een schip vol aardappelen. Hij gaf me een stapel lege zakken en zei: „Die moet je maar ophouden, dan kan een ander daar de aardappelen in scheppen.” Na drie zware dagen heb ik tegen m’n vader gezegd: Hebt u misschien ook ander werk voor mij?”

In het bedrijf van zijn vader heeft Verweij alles aangepakt. „Vader vond: je kunt geen goede baas worden als je niet eerst een goede knecht bent geweest. In het bedrijf was onze samenwerking altijd heel goed. Zolang vader in de zaak was, was hij voor mij de baas.”

Het bedrijf is uitgegroeid tot Verweij Aardappelen Barendrecht, een toonaangevende internationale organisatie. Het heeft Verweij allemaal geen windeieren gelegd. „Maar echte hebzucht is mij vreemd.”

Hoe kan iemand zo rijk worden van aardappelen?

„We deden het in ’t groot. Aardappels groeien overal en overal zijn aardappels nodig.”

Verweij valt even stil. In het gesprek een zeldzaam moment: „Ik heb het niet slecht. En ik heb best een beetje bezit. Vooral wil ik zeggen dat het een zegen is als je gezond mag zijn en als je lust in je werk hebt. En het is ook een voorrecht als je werk gezegend wordt. Wie dat beseft, snapt dat winst maken en resultaat hebben ook van de Heere zijn. Maar opgaan in geld en goed, dat heb ik toch altijd ontzettend arm gevonden.”

Met respect en permissie: dat kan iemand die rijk is geworden gemakkelijk zeggen.

„Wat veel mensen níét weten, is hoe moeilijk wij het soms ook gehad hebben. De zaken zijn lang niet altijd vanzelf gegaan. Het is ons bepaald niet komen aanwaaien, en we hebben bikkelhard moeten werken. Het is wel gebeurd dat ik bij een lading aardappelen op mijn knieën heb gelegen met de verzuchting of de Heere de vracht toch zou willen zegenen, want er was geen geld meer. Alles was op. De zegen des Heeren is voor een onderneming trouwens nog geen garantie dat het goed gaat. Het is wel gebeurd dat ik bij een lading aardappelen de zegen des Heeren ervaren heb, maar ze werden tóch afgekeurd. Er zijn jaren geweest dat we niet eens belasting hoefden te betalen, zo slecht was het toen. Ik betaal dus liever wel belasting, elk jaar weer.”

Verweij kan het een klein beetje begrijpen als mensen tegen hem opkijken. „Kennelijk zien ze mij voor vol aan, hoe onterecht dat ook is. Ooit vond ik in de Bijbel dat het een zegen is om van het goede te genieten met de huisvrouw die je liefhebt. Zo eenvoudig staat dat daar. Toen ik dat las, viel er veel van me af.”

Tijd voor hobby’s is er nooit geweest. Als hij er wel tijd voor had gehad, had Verweij wat meer willen doen met paarden. „Mensen vroegen me wel eens: „Gerard, waarom koop je geen paard?” Dan zei ik: „Dat durf ik niet.” Ik durfde dat écht niet, want ik wist hoezeer ik dáár mijn hart op zou zetten. Als ik met zo’n paard tijdens een wedstrijd op nummer tien zou eindigen, dan zou ik ogenblikkelijk een ander paard hebben gekocht, want ik zou toch op z’n minst nummer twee willen zijn, liever nog nummer één. Ik weet dat van mezelf, daarom heb ik nooit een paard gekocht.”

Binnen de Gereformeerde Gemeenten behoort Verweij tot degenen die lid waren van de meeste commissies en van maar liefst zes deputaatschappen. Hij was voorzitter van het Centraal Bureau en het Kerkelijk Bureau in Woerden. Dertienmaal was hij afgevaardigd naar de driejaarlijkse generale synode. „Een uniek voorrecht. Als de Heere het geeft, mag het misschien nog één keer. Het ligt allemaal in Zijn handen.” Een opsomming van heldendaden wil hij niet. „Ik zeg altijd maar zo: Wie laat mij denken?”

Bijna is Verweij 45 jaar ouderling in Den Haag. Nog steeds is hij actief in talloze nevenfuncties, in de kerk, in het onderwijs en in de zakenwereld. En overal was hij of voorzitter of penningmeester. „Ik ben nu eenmaal verknocht aan onze gemeenten. Maar laat niemand zeggen: Des Heeren tempel, des Heeren tempel, dat zijn deze. Daar rust nooit zegen op.”

Wat vinden uw kinderen van al uw gewerk?

„Van tijd tot tijd zegt er wel één: Pa, zorg ervoor dat je op tijd stopt, dat de mensen je niet zat worden.” En steeds knik ik van ja: ja hoor, ik zal er echt op letten.”

Tijdens de dertien generale synodezittingen heeft Verweij vast kunnen stellen dat de vergadercultuur in al die jaren sterk is veranderd. „In de jaren zeventig en tachtig werd er nog wel eens meer gediscussieerd over inhoudelijke theologische vraagstukken. Er wordt in Utrecht nu echt constructief vergaderd. Het is bijvoorbeeld te waarderen dat op de laatste synode bijna alle besluiten unaniem genomen konden worden. In broederlijke zin mag er best wat tegen elkaar gezegd worden. Om samen één te zijn is het onnodig om het altijd met elkaar eens te zijn. Als je maar één bent. Ik hecht eraan om open en eerlijk met elkaar om te gaan, als er bij alle verscheidenheid maar geestelijke eenheid is. Je kunt je erover verwonderen dat je met veertig mensen dagenlang in broederlijke verbondenheid kunt vergaderen. Dat gaf de Heere, ondanks ons.”

U heeft veel gereisd in uw leven. Leert dat kerkelijk Nederland misschien wat relativeren?

„In het buitenland heb ik mijn eng-kerkelijke gedachten wel leren inleveren. De Heere werkt overal, ook waar men nog nooit van een gereformeerde gemeente heeft gehoord. Wezenlijk blijft de zielsdoorleving van zonde en genade in Christus. In Moldavië heb ik een man bezocht, die lag al zestien jaar op bed. Het dak van zijn huisje lekte. De verwarming was kapot. Er lag niet eens een deken op zijn bed. Wat had die man het koud. Hij klappertandde ervan. Ik durfde hem te vragen: „Is de Heere goed voor u?” Hij zei: „Dat is de Heere al zo lang. Hij zal er toch niet een keer mee ophouden?”

De brievenbus kleppert. De post komt binnen. Die moet eerst gezien worden. Er is een zendingsbode van de Spaanse Evangelische Zending. Iets van het kerkelijk bureau in Woerden. En de nieuwe editie van Aardappelen Magazine. Verweij opent de post en praat tegelijk. Hij weet wat multitasken is. „Dienstbaar zijn, daar ligt mijn hart.”

In zijn huiskamer hangen veel portretten aan de muur. Bij een foto van ds. P. Honkoop sr. blijft hij staan, en hij wijst. „Mijn schoonvader. Wat heb ik veel van die man gehouden. Ik ben altijd „dominee” blijven zeggen, zo veel achting had ik voor hem. Hij preekte ooit in Den Haag voorbereiding voor het heilig avondmaal. Dat was zo scherp dat ik dacht: Nu komt er zondagmorgen niemand meer aan. De tafel zal wel leegblijven. Maar die zondagmorgen was alles zo ruim. Mijn schoonvader zei: „Mensen, waarom blijf je nu toch in de bank zitten? In je bank ga je dood. En hier is het leven. Hier is Jezus. Kun je niet komen lopen, dan kom je maar kruipend. Kun je niet kruipen, dan sleep je jezelf maar hierheen. En als dat ook niet meer gaat, dan willen we je wel dragen.”

Soms ben ik bang, zegt Verweij, dat we die onbevangenheid wat kwijtraken. „Ds. Honkoop zal vast z’n minpunten hebben gehad, maar die weet ík niet. Als kleine jongen vroeg ik veel aan de Heere of ik bekeerd mocht worden, maar ik zei er dan wel gauw achteraan of dat door de prediking van ds. Honkoop mocht gebeuren.”


Levensloop G. H. Verweij

Gerard Hendrikus Verweij werd op 19 februari 1931 geboren in een eenvoudig Haags milieu. Op 10 december 1952 trouwde hij met Agatha Honkoop, jongste dochter van ds. P. Honkoop sr. Van 1966 tot heden dient Verweij de gereformeerde gemeente te den Haag als ouderling. Sinds 1977 werd hij iedere drie jaar afgevaardigd naar de generale synode te Utrecht. Hij was 25 jaar lang bestuurslid van pabo De Driestar en van het Driestar College, waarvan twintig jaar voorzitter.

Aardappelhandelaar Verweij is erelid van de Vereniging tot Reformatorisch getuigenis in het Commerciële Leven (VRCL). Hij is ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer