Berlijns experiment met religie
Duitse protestanten en rooms-katholieken schrijven geschiedenis met de eerste oecumenische kerkendag, die morgen van start gaat. Het wordt een grootse markt van religieuze mogelijkheden. Conservatieve christenen in het land zijn er niet erg enthousiast over.
Tegen de 200.000 bezoekers worden verwacht op de manifestatie, die tot en met zondag zal duren. Het ’programmaboekje’ telt meer dan 700 pagina’s, waarop 3200 activiteiten worden aangekondigd. Onder het bijbelse motto ”U zult een zegen zijn” kunnen deelnemers vijf dagen lang debatten, kerkdiensten en bijbelstudies bijwonen, mediteren of een concert bezoeken. De organisatoren spreken de hoop uit dat deze dag de eenheid van christenen naderbij zal brengen. Ze denken dat er een krachtige impuls voor de oecumene van uit zal gaan.
Die impuls wordt in elk geval getemperd door het pijnlijkste punt in de oecumene: de gemeenschappelijke tafelviering. Eucharistie en heilig avondmaal worden zaterdag apart gevierd. J. van der Sar, een van de twee Nederlandse contactpersonen voor de kerkendag, verwacht „forse problemen” over de plannen van een protestantse gemeente en twee rooms-katholieke organisaties om het verbod van het Vaticaan aan hun laars te lappen en toch een gemeenschappelijke viering te houden. „Prima”, vindt hij het echter, „verandering komt nooit doordat de instituten het zeggen, maar doordat mensen het doen.”
De oecumenische kerkendag is behalve voor de dialoog tussen protestant en rooms-katholiek en het gesprek met moslims en Joden ook bedoeld als plaats waar mensen nieuwe vormen van geloof kunnen uitproberen. Vooral de zogeheten Agora in de Berlijnse jaarbeurs biedt de mogelijkheid te experimenteren. Het is een constante ontmoetingsplaats waar talrijke kleine en grote belangenorganisaties uit kerk en samenleving zich presenteren en bezoekers „uitdagen tot nadenken en actie.”
„Het doel van de kerkendag is ruimte bieden. Het effect daarvan is vaak een zekere vorm van kerkvernieuwing geweest”, zegt Van der Sar, medewerker van de oecumenische ontwikkelingsorganisatie Oikos.
Ds. Axel Nehlsen uit Berlijn, een van de leiders van de Duitse Evangelische Alliantie, schudt mismoedig het hoofd bij het inzien van het „demotiverend dikke programmaboek.” „Wie moet je geloven bij zo veel controversiële thema’s? Worden al die activiteiten door de Bijbel gedekt? Draagt zo’n massameeting werkelijk bij aan de verbreiding van het christelijk geloof? En zijn er in onze ontkerstende samenleving geen belangrijker zaken te bedenken dan de strijd voor een gemeenschappelijke avondmaalsviering?”
De kritische vragen die Nehlsen bij de manifestatie heeft, weerhouden hem er niet van aanwezig te zijn. Het is de roeping van bijbelgetrouwe christenen het niet te laten afweten, meent hij. „We moeten kleur bekennen, in plaats van ons hiervan te distantiëren. We kunnen hier to the point, uitnodigend en liefdevol laten zien wat kerkzijn voor ons betekent: Jezus Christus in het middelpunt!”
Dr. J. B. Klautke uit Marburg denkt daar anders over. De hoogleraar aan de Academie voor Reformatorische Theologie (ART) vindt dat je op deze ”markt van religieuze mogelijkheden” als reformatorisch christen niets hebt te zoeken. „Dit is mijn wereld niet, ik vind het onrealistisch eraan mee te doen, heb me er ook niet veel mee beziggehouden. Ik ga al jaren niet meer naar de protestantse kerkendagen. Ze worden een soort volksfeest, een spektakel of hoe je het noemen wilt. Dat de EA meedoet, kan ik wel begrijpen. De EA heeft vorig jaar met haar grote campagne Pro Christ ook al rooms-katholieken uitgenodigd, ze wíllen gewoon met hen samenwerken.”
Ook ds. Hansfrieder Hellenschmidt (Filderstadt), voorzitter van de behoudende beweging ”Kein anderes Evangelium”, laat een duidelijk nee horen. Hij brengt de woorden van Jezus in herinnering dat er mensen zullen komen die zeggen dat de Christus hier of daar is, maar dat je hen niet moet geloven en nalopen (Lukas 17:23). „Jezus waarschuwt ervoor overal bij te zijn. Er zijn tijden waarin woorden niet meer transparant zijn. Daarom is waakzaamheid geboden, ook ten opzichte van de kerkendag. De boodschap is onduidelijk: naast het getuigenis van Gods opstanding staat het geluid van de dood van God.”
De predikant kan de oecumenische discussie zoals die wordt gevoerd niet meemaken. „De christenheid heeft een dogmatisch conflict. Noch de kerken, noch de kerkendag maken hierin een duidelijke keus. Maar de waarheid kan er slechts één zijn. De kerkendag moet tot teken van eenheid worden. Er wordt gesproken over vorderingen op de weg van de oecumene. Wil men maar niet begrijpen dat de paus rooms-katholiek is en dat hij de dogma’s van zijn kerk heel serieus neemt? Deze oecumenische kerkendag strooit de mensen zand in de ogen zolang het dogmatische conflict tussen beide kerken niet is opgelost.”
Protestanten en rooms-katholieken hielden tot nu toe hun eigen kerkendagen. De traditie van de Katholikentag begon in 1848. Sindsdien zijn er 94 van geweest. De protestantse Kirchentag bestaat sinds 1949 en werd 29 keer gehouden. Het initiatief voor de eerste oecumenische kerkendag kwam in 1996 van rooms-katholieke zijde.
De vijfdaagse kerkendag kost 18,2 miljoen euro. Daarvan neemt de Duitse regering 1,5 miljoen voor haar rekening. De stad Berlijn betaalt 6,8 miljoen, de kerken 4 miljoen en de deelstaat Brandenburg 100.000 euro. De overige kosten betaalt de organisatie uit eigen inkomsten.
Traditiegetrouw doen prominenten uit kerk en samenleving actief mee aan de kerkendagen. De Duitse president Johannes Rau, bondskanselier Gerhard Schröder en de dalai lama zijn dit jaar slechts enkele voorbeelden. Aan de kerkendag nemen ruim 160 Nederlanders deel, onder wie kardinaal Simonis en de bisschoppen Van Luyn van Rotterdam en Hurkmans van Den Bosch. De Raad van Kerken stuurt een vertegenwoordiger, die ook rooms-katholiek is. De protestantse Samen op Weg-kerken hebben geen officiële afvaardiging gestuurd.