Dat bleek dinsdag tijdens een bezoek van de onderwijswethouder Hugo de Jonge (CDA) aan de eerste zogeheten vakantieschool in Rotterdam, basisschool De Groen van Prinstereschool in de wijk Feijenoord. De school bestaat voor de helft uit scholieren van Marokkaanse afkomst, 25 procent is Turks en de rest komt uit allerlei andere landen.

De Jonge kondigde kort geleden aan dat hij de schoolprestaties van Rotterdamse scholieren wil verbeteren door zogeheten vakantiescholen te introduceren. Door de hele stad moeten de komende drie jaar 155 van deze vakantiescholen komen, die per schooljaar 30 tot 120 uur bijspijkerlessen geven, vooral in taal en rekenen.

De Jonge noemde het probleem met de buitenschoolse opvang een hiaat dat op wijkniveau moet worden opgelost. „De scholen en de bso in de omgeving moeten dat met elkaar afstemmen als ze een vakantieschool beginnen”, aldus De Jonge, die voor het eerst werd geconfronteerd met het fenomeen, zoals directrice Mirjam Mels van de school het noemt.

Al is de vakantieschool nieuw, de Groen van Prinstereschool organiseert al zes jaar lang extra lesklassen in drie verschillende vakantieperiodes: tijdens de voorjaars-, paas- en herfstvakantie. De extra lessen zijn niet verplicht, wel populair. Ongeveer 75 procent is dan, vijf dagen per week, van tien tot drie op de vakantieschool.

„De kinderen en ouders zijn er erg blij mee, maar dat was het onderwijsveld zes jaar geleden niet. Een kind had vakantie nodig. Het werd gezien als een vorm van kinderopvang”, weet Mels. De school zette door. „Je zag na een vakantie altijd een flinke terugval bij de leerlingen van wat ze voor de vakantie hadden geleerd. Dat gaat nu beter.”

De eerste ‘nieuwe’ vakantiescholen in Rotterdam zouden komende zomer moeten beginnen. Kinderen kunnen niet gedwongen worden, maar van zachte drang wil de Jonge wel spreken. „Maar als het bij ouders om hun kinderen gaat, zijn ze al snel bereid in te stemmen met extra bijlessen.”