Na Gaddafi kan Libië alle kanten op
De Libische leider Muammar Gaddafi schetste deze week een somber beeld van Libië na zijn vertrek. Al-Qaida zal zich er vestigen en een burgeroorlog zal het land verlammen. „Reële scenario’s”, zegt Libiëkenner Gerbert van der Aa.
„Willen jullie soms een soort Somalië?” schreeuwde Gaddafi dinsdag in zijn ondoorgrondelijke televisietoespraak. „Uw kinderen sterven, maar waarvoor? Voor welk doel? Voor niets, behalve om Libië te verbranden.”
De wereld heeft de eindeloze toespraak met verbijstering gevolgd en de Britse krant Daily Mail schreef wat velen dachten: dit was de verschijning van een monster. Toch hoeft een Libië na Gaddafi niet per se een beter land te zijn. „De man heeft Libië een zekere mate van stabiliteit gebracht”, benadrukt Gerbert van der Aa in zijn werkkamer in het Gelderse Veessen. „Niemand in Libië hoeft honger te lijden, er is weinig criminaliteit en ook fundamentalistische groeperingen krijgen onder Gaddafi geen kans.”
Van der Aa reisde de afgelopen jaren verschillende keren langere tijd door Libië en voerde met tientallen inwoners gesprekken over de situatie in het land en over Gaddafi. De weerslag daarvan is recent uitgegeven in onder de titel ”Khaddafi’s woestijn”. In zijn boek voert hij veel Libiërs ten tonele die (voorzichtige) kritiek op Gaddafi uiten, maar anderen zijn overwegend positief. „Natuurlijk heeft hij minder goede kanten, maar alles bij elkaar ben ik heel tevreden”, zegt een studente tandheelkunde in Tripoli. „Armoede bestaat hier niet. Kijk naar de landen om ons heen. We hadden het een stuk slechter kunnen treffen.”
Van der Aa kan het niet ontkennen. Hij heeft de indruk dat Gaddafi altijd „oprecht” heeft geprobeerd de armen en behoeftigen in zijn land te helpen. Zo zijn de levensbehoeften in Libië zwaar gesubsidieerd. Een stokbrood kost maar 3 eurocent. Benzine is verkrijgbaar voor 10 cent. Onderwijs is gratis. Libiërs hebben het relatief goed: op de Ontwikkelingsindex van de Verenigde Naties van 2010 staat Libië op plaats 53: een stuk hoger dan landen als Egypte (101) en Tunesië (81).
Gaddafi is geboren in een arm bedoeïenengezin, waardoor hij aan den lijve heeft ervaren wat armoede kan betekenen. Van der Aa: „Niet alleen in Libië, maar ook in andere Afrikaanse landen heeft hij zich daarom actief ingezet voor de bestrijding van de armoede. Libische liefdadigheidsorganisaties zijn over het hele continent actief. De tragedie van Gaddafi is dat hij zijn ideeën vaak niet weet te realiseren. Hij kan niet samenwerken, is snel beledigd en gedraagt zich daardoor als een dictator die extreem gewelddadig kan optreden.”
Olie
De relatief hoge ontwikkelingsgraad van Libië heeft alles te maken met de olie- en gaswinning. Libië strijkt daarmee veel geld op en heeft slechts 6 miljoen inwoners, waardoor iedereen kan meeprofiteren. Van een gelijke verdeling is echter bepaald geen sprake, en daar zit volgens Van der Aa een van oorzaken van de huidige onrust.
De stam van Gaddafi, de Gaddafa, kunnen zich de duurste auto’s veroorloven, hebben de beste baantjes en leven in de grootste huizen. „Dat wekt wrevel”, zegt Van der Aa. „Die wordt nog gevoed doordat de Gaddafa denken alles te kunnen maken. Libiërs van andere stammen klagen over corruptie en afpersing door leden van de stam. Klachten indienen tegen hen heeft geen zin, omdat je dan alleen maar dieper in de problemen komt.”
Er kan al helemaal geen openlijke kritiek bestaan op de belangrijkste Gaddafa van het land, Gaddafi. Van der Aa: „Als je je kritisch uitlaat, word je gearresteerd. En niet alleen jij, maar je hele familie komt dan in moeilijkheden. Familieleden worden ontslagen of uit hun huis gezet. Dat is zo bij wet geregeld. De gedachte is dat familieleden elkaar in het gareel moeten houden. Als dat niet lukt, is dus iedereen schuldig.”
Genoeg ingrediënten voor onvrede dus, maar Van der Aa is toch nog verrast over de opstand in Libië. „Vlak na het uitbreken van de eerste onlusten in de stad Benghazi vorige week heb ik gebeld met een kennis van me in Tripoli, maar die sloeg geen groot alarm. De inwoners van Tripoli zouden te bang zijn om de straat op te gaan en bovendien was er geld uitgedeeld aan opposanten om ze kalm te houden. Toen ik hem zondagavond weer belde, dacht hij er echter heel anders over. Het was duidelijk dat het uitliep op een volksopstand.”
De onlusten begonnen zeker niet toevallig in het noordoosten van Libië. De regio is vanouds in een politieke en economische strijd verwikkeld met de regio waar Gaddafi vandaan komt: Tripolitana. In het noordoosten spraken Libiërs zich tegenover Van der Aa ook openlijk negatief uit over Gaddafi. In zijn boek beschrijft Van der Aa een bezoek aan een boekhandel in de stad al-Bayda, waar hij vraagt naar een exemplaar van Gaddafi’s politiek program: het Groene Boekje. „Natuurlijk verkoop ik dat soort rommel niet”, antwoordt een boekhandelaar onomwonden, zich niet bekommerend om enige toehoorder.
De grootste kritiek van de boekhandelaar op Gaddafi was dat hij een slap aftreksel van de islam zou verkopen. „Wij zijn voor de sharia”, verklaart de handelaar. „Maar wij stemmen niet in met de sharia van Gaddafi, want daar klopt helemaal niets van.” Gaddafi geeft soms zijn eigen invulling aan de sharia. In Libië worden er bijvoorbeeld geen handen afgehakt, omdat de leider dat barbaars vindt. In steden als al-Bayda leven echter veel aanhangers van bewegingen als de moslimbroederschap die een strikte handhaving van de islamitische voorschriften verlangen.
Agressie
De massaliteit en radicaliteit van de opstand heeft ook dr. Imad al-Anis van de Britse Nottingham Trent Universiteit verrast. „Dat er een hervormingsbeweging zou ontstaan in Libië lag in de lijn der verwachting”, geeft de docent internationale betrekkingen aan. „Tunesië, Egypte en Libië kampten met dezelfde problemen, zoals hoge werkloosheid, toenemende inflatie, mensenrechtenschendingen en corrupte regimes die de politieke en economische wereld controleerden. Dus ja, na Tunesië en Egypte kon Libië wel eens volgen.”
Volgens de Britse wetenschapper is het „volkomen natuurlijk” dat er een roep om meer representatieve regeringen komt wanneer het onderwijsniveau hoog is, de verstedelijking toeneemt en er een soort middenklasse ontstaat. „Veel van de staten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika laten deze karakteristieken zien en daarom verwachtten veel onderzoekers ook enige vorm van hervormingen. Dat de opstanden zo’n groot effect zouden hebben als nu in Egypte, Tunesië en Libië had echter vrijwel niemand zien aankomen.”
Al-Anis zegt ook verbaasd te zijn over het harde optreden van Gaddafi. „Ik had nooit verwacht dat hij zo veel geweld zou gebruiken. Hij heeft opstanden altijd bijzonder hardhandig onderdrukt, maar deze mate van geweld is in Libië nog niet eerder vertoond.”
Dr. Ali B. Ali-Dinar van het Afrika Studie Centrum van de universiteit van Pennsylvania in de Verenigde Staten, wijst er net als zijn Britse collega op dat de onlusten al lang sluimerden. „De opstanden zijn het resultaat van politieke repressie, economische achteruitgang voor een groot deel van de bevolking en het algemene verlangen naar werkelijke invloed in regeringszaken”, geeft hij aan. „Die onvrede is nu aangewakkerd door de recente ontwikkelingen in Tunesië en Egypte.” Tribale tegenstellingen spelen volgens hem tijdens deze opstand geen rol.
Berbers
Van der Aa heeft zijn vragen bij het aanwijzen van sociaaleconomische motieven voor de opstand. Volgens de gangbare cijfers is 30 procent van de Libische bevolking werkloos, maar de journalist wijst erop dat er tegelijkertijd tussen de 1 en de 3 miljoen gastarbeiders werkzaam zijn in Libië. „Die doen het werk dat de Libiërs zelf niet willen doen. Jonge Libiërs hebben geen zin om een restaurant te openen of in een fabriek aan de slag te gaan. Als ze gaan werken, willen ze direct een mooie baan in de olie-industrie, het bank- of hotelwezen. Een beetje handelen, dat ligt ze, maar niet het harde werken.”
De tribale tegenstellingen zijn volgens hem nu juist wel weer van belang. „Spanningen tussen stammen zijn een oud probleem in Libië”, zegt hij. „Het is bijzonder spannend wat er gebeurt tussen de verschillende volken als Gaddafi weg is.”
Oppervlakkig gezien, valt de bevolking van Libië uiteen in Berbers en Arabieren. De Berbers zijn de oorspronkelijke bewoners van Noord-Afrika, maar zij voelen zich gediscrimineerd door de Arabische volken. Van der Aa: „Gaddafi zegt: „Wij zijn in Libië allemaal Arabieren.” Dat soort uitspraken zet veel kwaad bloed. In het zuiden van het land is twee jaar geleden het Afrikaanse Tubuvolk al eens in opstand gekomen, maar die is in de kiem gesmoord.”
Al-Qaida
In zijn toespraken waarschuwde Gaddafi deze week voor de rol van al-Qaida in Libië. Hij wees de terreurorganisatie donderdag zelfs aan als drijvende kracht achter de onlusten. De verwijzingen naar al-Qaida zijn meer dan loze dreigementen. Van der Aa denkt dat het goed mogelijk is dat al-Qaida-aanhangers inmiddels Libië zijn binnengetrokken. „Gaddafi was een verklaard tegenstander van al-Qaida, maar bij Libische islamisten leeft er zeker sympathie voor de terreurorganisatie.”
De Noord-Afrikaanse tak van al-Qaida, AQIM, heeft inmiddels openlijk verklaard achter de opposanten van Gaddafi te staan. „We zullen doen wat we kunnen om jullie te helpen, met kracht van Allah, omdat jullie gevecht het gevecht is van alle moslims die van Allah en zijn boodschapper houden.” In een verklaring op een aantal jihadistische fora liet AQIM weten Gaddafi een „bedriegende, zondige, hardvochtige schoft” te vinden.
„Het kan met Libië alle kanten op”, zegt Van der Aa. „Naast de islamisten, is er een meer seculier deel van de bevolking. Maar dat het na een mogelijk aftreden van Gaddafi nog niet direct allemaal koek en ei is, staat als een paal boven water.”