Opinie

België: een mislukte staat

Wanneer is het echt fout gegaan met België? Was dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen de politieke partijen zich splitsten in Vlaamse en Waalse partijen die voortaan onafhankelijk van elkaar gingen opereren?

dr. C.S.L. Janse
26 February 2011 09:45Gewijzigd op 14 November 2020 13:52
Foto EPA
Foto EPA

Waarschijnlijk dateert het probleem van de Belgische identiteit al uit de 17e eeuw. De Noordelijke Nederlanden werden toen onafhankelijk en maakten een grote bloei door, terwijl het zuiden achterbleef onder het gezag van de Spaanse Habsburgers. In de 18e eeuw kwamen de Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijk. Na de Franse Revolutie werden ze bestuurd vanuit Parijs.

Het Congres van Wenen voegde de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden weer samen onder koning Willem I. Veel enthousiasme was daar in het zuiden niet voor. Het was een kunst om de nieuwe grondwet aangenomen te krijgen. Noord en zuid waren uit elkaar gegroeid. Het noorden was overwegend protestants, het zuiden rooms. Bovendien was het nieuwe koninkrijk tweetalig. De grondwet van 1815 had zowel een Nederlandse als een Franse tekst. Het parlement vergaderde afwisselend in Brussel en Den Haag.

Rooms-katholiek land

Al na vijftien jaar kwam de breuk. Moeten we dat betreuren? Als de band in stand gebleven was, zou Nederland een land geweest zijn met een rooms-katholieke meerderheid. De Grondwet van 1814, die alleen voor de Noordelijke Nederlanden bestemd was, bevatte de bepaling dat de vorst de „christelijke hervormde Godsdienst” moest belijden. Maar in de grondwet van het verenigde koninkrijk was die bepaling niet te handhaven.

Bovendien zou Nederland een tweetalig land zijn geweest, met alle problemen van dien. De Franssprekenden waren in het verenigde koninkrijk wel in de minderheid, maar zij hadden een hoog zelfbewustzijn en ook buiten Wallonië was de invloed van de Franse taal en cultuur groot. Zo was het Frans tot aan het eind van de 19e eeuw de taal die aan het Nederlandse hof gesproken werd.

In later jaren sympathiseerde men in Nederland met de Vlaamse beweging die in de loop van de 19e eeuw opkwam. Die verzette zich tegen de overheersing van het Frans in staat en maatschappij. Maar de Dietse beweging, die tussen de beide wereldoorlogen een staatkundige eenheid van Nederland en Vlaanderen bepleitte, kreeg nooit veel aanhang. Zeker niet in gereformeerde kring. Bovendien kwam de Groot-Nederlandse gedachte in de verkeerde hoek terecht, door de sympathie die hiervoor bij de NSB bestond.

Emancipatie

Ook in België werd de Vlaamse beweging, zowel in de Eerste als in de Tweede Wereldoorlog, gecompromitteerd doordat een aantal radicale figuren samenwerkte met de Duitse bezetter om hun doelen te bereiken. Maar ondanks dat was er in de loop van de 20e eeuw sprake van een geleidelijke maar wel wezenlijke emancipatie van het Vlaamse volksdeel. Het Vlaams is niet langer het dialect van boeren en arbeiders dat je achter je moet laten om vooruit te komen.

Bovendien werd de positie van de Vlamingen versterkt door de demografische ontwikkeling. In de Vlaamse gebieden lag het geboortecijfer hoger dan in het meer geseculariseerde Wallonië. De Franstaligen werden een minderheid. De Brusselse agglomeratie groeide echter uit tot een onoplosbaar probleem. Daar, in het centrum van het land, was en bleef de positie van de Nederlandssprekenden zwak. En door de suburbanisatie, op zich een normaal verschijnsel in de moderne samenleving, nam het aantal Franssprekenden in de vanouds Vlaamse randgemeenten toe.

Underdogpositie

Kan een land met verschillende taalgebieden harmonisch functioneren? Dat kan zeker. Het drietalige Zwitserland is daar een goed voorbeeld van. Maar er zijn meer voorbeelden te geven van landen waar de taalstrijd diepe scheidslijnen veroorzaakt in de politiek en de maatschappij.

Dat België een probleemgeval is, heeft onder meer te maken met de geschiedenis. De Vlamingen hebben zich moeten opwerken vanuit een underdogpositie. Het is nog niet zo heel lang geleden dat de Franssprekenden in heel België de toon aangaven. In de politiek, in de economie, in het leger, in de rechterlijke macht, in de cultuur, aan de universiteiten en in de kerkelijke hiërarchie. Een Vlaming die wilde meetellen moest Frans kunnen. Franssprekenden namen niet de moeite om Nederlands te leren, ook al woonden ze in Vlaanderen. Dat is nu duidelijk anders geworden.

Nu verkeert een emancipatiebeweging in een strijdsituatie. Daarin accentueert ze haar identiteit en is ze erop gespitst dat de behaalde resultaten haar niet ontglippen. Zo zijn de Vlamingen trots op hun taal en cultuur en ze zijn bereid die te verdedigen. Het succes van het Vlaams Blok (inmiddels Vlaams Belang geheten) in de afgelopen jaren is daar ook uit te verklaren. „We hebben onze Vlaamse steden –zo redeneert men– niet heroverd op de Franssprekende Belgen om ze nu in handen te laten vallen van de (veelal Franssprekende) moslims.”

Evenzo geldt dat wie een dominante positie is kwijtgeraakt, er moeite mee zal hebben om aan de nieuwe machtsverhoudingen te wennen. Het duurt een tijd voordat men dat verlies verwerkt heeft. De Walen moeten accepteren dat zij in België niet langer de toon aangeven.

Dwarsverbindingen

Van groot belang is ook in hoeverre er in een gesegmenteerde samenleving goed functionerende dwarsverbindingen bestaan. En juist daar is het in België steeds meer aan gaan ontbreken. Vanouds was het een rooms-katholiek land, maar de rol van de kerk is aanzienlijk afgenomen.

De monarchie heeft nooit zo’n verbindende rol vervuld als in Nederland. Koningin Wilhelmina kwam versterkt uit de Tweede Wereldoorlog, maar Leopold III stortte België na de oorlog in een diepe koningscrisis. De Walen wilden hem in meerderheid niet terug, de Vlamingen wel. Thans ligt de monarchie vooral bij de Vlamingen onder vuur.

Onmiskenbaar is ook van belang dat België niet zomaar doorsneden wordt door een taalgrens, maar ligt op de breuklijn van de Germaanse en de Romaanse wereld. De mentaliteitsverschillen daartussen moet je niet verabsoluteren, maar ze zijn wel reëel. Die werken door op allerlei terrein.

Van belang is ook dat er in het huidige België geen gemeenschappelijke publieke opinie bestaat. De Vlamingen hebben hun eigen kranten en tv-programma’s, de Franstaligen evenzo. Er is ook weinig reden om trots te zijn op het eigen land. De Belgische staatsschuld is hoog, de taalstrijd blijkt (onder meer in de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde) onoplosbaar te zijn en het land is inmiddels wereldrecordhouder kabinetsformatie. De Belgen gingen ongeveer gelijk met de Nederlanders naar de stembus voor een nieuw parlement, maar van een nieuw kabinet is nog steeds geen sprake.

In feite zijn er geen nationale verkiezingen meer in België, zoals er ook geen nationale partijen meer zijn. De Vlaamse partijen richten zich op de Vlaamse kiezers en de Waalse partijen op de Waalse kiezers. Een harde opstelling in taalkwesties blijkt veelal te lonen. De aldus gekozen afgevaardigden komen elkaar vervolgens in het parlement tegen.

Een halve eeuw geleden vormden liberalen, socialisten of christendemocraten nog partijen die over de taalgrens heen opereerden en in eigen kring tot compromissen moesten komen over brandende taalkwesties. Nu zijn die banden radicaal doorgesneden. Dat had ingrijpende consequenties. Tussen Vlaamse en Waalse politici bestaan ook weinig persoonlijke betrekkingen meer.

Er zijn voor een Belgisch kabinet ook altijd veel partijen nodig, waarbij het evenwicht tussen Nederlandstalige en Franstalige ministers in de gaten moet worden gehouden. Geen wonder dat zo’n formatie moeizaam verloopt en thans welhaast uitzichtloos is geworden.

In de afgelopen decennia zijn al veel taken overgeheveld naar de regionale Vlaamse en Waalse regeringen. De Vlamingen willen daarin nog verder gaan. De Nieuw-Vlaamse Alliantie van Bart De Wever, die streeft naar een onafhankelijk Vlaanderen, was de grote winnaar van de laatste verkiezingen.

Komt daarmee het einde van België in zicht? Zo ver zal het waarschijnlijk niet komen. Alleen al de kwestie Brussel maakt dat een splitsing niet eenvoudig is. Vlamingen noch Walen zullen Brussel willen opgeven.

Paradoxaal

Het is een paradoxaal verschijnsel dat terwijl er enerzijds sprake is van een integratie van Europa, tegelijkertijd het aantal onafhankelijke staten in dit werelddeel steeds groter wordt. In een eeuw tijd is dat verdubbeld en ook de laatste decennia is dat proces voortgegaan. Joegoslavië is inmiddels in niet minder dan zeven staten uiteengevallen.

Die twee processen staan echter niet los van elkaar. Omdat er sprake is van een gegarandeerde veiligheidssituatie (al dan niet onder de paraplu van de NAVO) behoeven kleine, nieuwgevormde staten zich geen zorgen te maken over de verdedigbaarheid van hun grenzen. Zij behoeven niet meer beducht te zijn dat zij opgeslokt worden door sterkere buurlanden.

Binnen de ruimte van de EU is het vrije verkeer van personen en goederen gewaarborgd. Men hoeft niet meer te vrezen dat handelsbarrières en strenge grenscontroles de vroegere economische betrekkingen zullen afsnijden en het personenverkeer zullen bemoeilijken.

Binnen de eurozone hoeft men zich ook geen zorgen te maken over een nieuwe munteenheid. Als Vlamingen en Walen elk hun eigen weg zouden gaan, kunnen ze gewoon de euro houden. Die hebben ze dan in ieder geval nog gemeenschappelijk.

Terwijl het uiteenvallen van Joegoslavië met veel bloedvergieten gepaard ging en de onderlinge verhouding van de nieuwe staten nog veel problemen geeft, gingen Tsjechië en Slowakije in de jaren negentig zonder veel conflicten hun eigen weg. Bezittingen en schulden van het voormalige Tsjechoslowakije werden verdeeld in de verhouding 2 staat tot 1. Maar Slowakije heeft nog wel te maken met het onopgeloste probleem van de Hongaarse minderheid.

Niet voor niets is er in de internationale verhoudingen een grote beduchtheid voor afsplitsingen van bestaande staten. Maar er zijn gevallen waarbij splitsing toch de beste oplossing is. Het Afrikaanse Sudan, zowel gelegen op het snijvlak van Arabisch en zwart Afrika als op dat van islamitisch en christelijk Afrika, was daar een duidelijk voorbeeld van.

Voorbeeld

Niet alleen vanwege de nabijheid, ook vanwege de geschiedenis en de taalverwantschap is er reden om de ontwikkelingen in België serieus te volgen. Een tijdje leek het erop dat we op sommige punten ook een voorbeeld aan de Belgen konden nemen. Toen abortus in Nederland al geaccepteerd was, wezen de Belgen legalisatie af. Datzelfde gold bijvoorbeeld voor het homohuwelijk. Maar inmiddels zijn beide daar gelegaliseerd, zij het dat koning Boudewijn destijds, als streng rooms-katholiek, zijn handtekening niet onder de abortuswet wilde zetten.

De Belgen mogen dan wat achterlopen, in grote lijnen gaat de ontwikkeling dezelfde (verkeerde) kant uit. Ook daar een forse secularisatie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het teruglopen van de aanhang van de christendemocraten. Bovendien zie je ook daar, net als bij het CDA, een vervaging van de christelijke identiteit. Bij de Waalse christendemocraten is dat helemaal duidelijk. In 2002 veranderden zij hun naam van Parti Social Chrétien in Centre Démocrate Humaniste.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer