„Een dienaar mag zichzelf niet bedoelen”
In het belang van het heil van de gemeente heeft Calvijn in het bijzonder oog en zorg gehad voor de bijbelse taakopvatting van de dienaren van het Woord. De wijze waarop de bisschoppen in de kerk van Rome hun ambt vervulden en de praktijken waarmee de priesters zich bezighielden, stelde hij onder fundamentele kritiek. De eigenlijke functie van het ambt werd niet meer verstaan.
In een vijftal bijdragen tijdens het vervolg van het colloquium van het Amerikaanse Calvijn Studiegenootschap in South Bend (VS), afgelopen vrijdag en zaterdag, werd van diverse kanten duidelijk gemaakt hoe wezenlijk de notie van de schriftuurlijke eenheid onder de dienaren van het Woord was voor de kerk. Het vacuüm dat Rome had achtergelaten, werd gevuld met bijbels onderwijs inzake het ambt van de predikanten en structuren waarin zij in collegiale samenwerking de kerk van Christus konden dienen.
De prediking van het Woord Gods, de eenheid van de zuivere leer en de bediening van de sacramenten naar de instelling van Christus zijn volgens Calvijn de eigenlijke taken van de dienaar van het Woord, die geroepen is om de „mond van Christus” te zijn.
Prof. R. Ward Holder liet zien hoe we in Calvijns exegese van de brieven van Paulus ook de persoon van de reformator zelf leren kennen. De accenten die hij legt, onder andere over het karakter van de dienaar -die vriendelijk dient te zijn en in alles moet zoeken tot zijn hoorders af te dalen-, hebben een duidelijk persoonlijk accent. Hij waarschuwt de predikanten tegen een persoonlijke ambitie die ten koste kan gaan van de boodschap. Een dienaar van het Woord mag zichzelf niet bedoelen. Hij dient een passie te hebben voor het Evangelie van Christus en voor Zijn bruid. Daarbij hebben ook de gemeenten van hun kant een taak om de predikanten zoveel mogelijk bij de kern van hun zaak te houden.
Een ander aandachtsveld was in hoeverre Calvijn in zijn accent op de goede vorming van de predikers gelijkenis vertoonde met de humanist Erasmus. Bij alle verschillen tussen deze twee -waarbij onder meer de visie op de vrije wil van de mens en de visie op de kerk van Rome hen definitief van elkaar vervreemdden-, blijkt er toch ook een verrassende overeenkomst te zijn, volgens de Erasmus-kenner prof. Laurel Carrington.
Voor beiden ging het om de doorwerking van het Woord van God in het hart van de hoorders, met als uitwerking een ware vroomheid van christelijk leven. De voor Calvijn zo belangrijke notie van de accommodatie, dat God zich ’aanpast’ aan het menselijk begrip om de kloof te overbruggen en de mens van de vervreemding tot Zich te trekken, vinden we ook bij Erasmus. Het verschil blijft echter groot, omdat Erasmus veel meer verwacht van de mens zelf om op Gods toenadering te reageren, terwijl het bij Calvijn ten diepste alleen genade is als de mens positief op het Woord Gods ingaat.
Interessant was vervolgens ook de vraag in hoeverre de vorming en werkzaamheid van de predikanten in Genève te vergelijken zijn met de situatie in twee andere steden, Bazel en Straatsburg. Prof. Amy Nelson-Burnet liet op grond van een statistisch onderzoek zien dat Genève minder continuïteit en stabiliteit kende dan de twee andere steden.
De bijdrage van dr. E. A. de Boer uit Nederland werd, vanwege de afwezigheid van de lector, voorgelezen en gaf stof tot een boeiende discussie. Dr. De Boer liet zien hoe de vrijdagse ”Congrégation” in Genève -een soort bijbelstudie voor predikanten, waarbij ook niet-ambtsdragers aanwezig waren en mee konden discussiëren- functioneerde als een instrument om de zo noodzakelijke eenheid van de dienaren van het Woord te bewaren, in de leer en hun uitleg van de Schrift. De betrokkenheid van de gemeente, via de deelnemers die niet in de dienst van het Woord stonden, toont aan hoezeer voor Calvijn de ”gemeenschap van de exegese” van belang was, zowel voor de dienaren van het Woord als voor de gemeenten die ze geroepen waren te dienen.
De laatste bijdrage werd verzorgd door prof. Glen S. Sunshine. Hij sprak over de predikanten in Frankrijk en Hongarije, twee modellen van Reformatie. In Hongarije bleken de structuren van vóór de Reformatie ook bepalend te zijn voor de nieuwe kerk, waarin de dienaren min of meer als een hervormde clerus functioneerden. In Frankrijk was een geheel unieke situatie, waarin naast de ontwikkeling van de plaatselijke kerken -waarbij de predikanten deel uitmaakten van een consistorie dat leiding gaf in het kerkelijke leven- ook grote invloed uitging van predikanten die niet zozeer aan een gemeente verbonden waren, maar meer functioneerden als huispredikers van de hervormde edelen.
Dat had tot gevolg dat de hervormde kerk in Frankrijk als presbyteriaans-synodale kerk een geheel eigen ontwikkeling doormaakte, die van grote invloed zou zijn op die landen waar de calvinistische reformatie vaste voet aan de grond zou krijgen, zoals Nederland.