Euthanasie vaak zonder consultatie
In een kwart van de euthanasiegevallen laat de verantwoordelijke arts na een tweede arts te consulteren. Dat is in strijd met de zorgvuldigheidseisen. Wel is het aantal artsen dat een tweede arts consulteert, aan het toenemen.
Dat zei prof. dr. G. van der Wal vrijdag tijdens een persconferentie naar aanleiding van het onderzoek naar de euthanasiepraktijk dat hij samen met prof. dr. P. J. van der Maas heeft uitgevoerd.
Vrijwel alle artsen die euthanasie toepassen, voeren overleg met een collega, maar een officieel consult wordt nog, al eens nagelaten. In regio’s waar SCEN-artsen zijn, consulteren ze wel. SCEN-artsen zijn hiervoor speciaal opgeleid. Als artsen een SCEN-collega consulteren, blijken ze ook eerder te melden bij de toetsingscommissies. Daarom moeten er meer SCEN-artsen komen, vinden Van der Maas en Van der Wal. De artsenfederatie KNMG pleit ervoor dat ook ziekenhuis- en verpleeghuisartsen een speciaal opgeleide collega kunnen consulteren.
Van der Maas en Van der Wal melden dat de kennis over palliatieve zorg onder artsen is toegenomen. Sommigen zeggen dat ze geen euthanasie zouden hebben toegepast als ze eerder van de mogelijkheden op palliatief gebied hadden geweten.
De KNMG vindt dat er een speciale meldingsprocedure moet komen voor levensbeëindiging zonder verzoek. De discussie hierover is volgens de artsenorganisatie min of meer „ondergronds” gegaan.
Uit het onderzoek van Van der Maas en Van der Wal blijkt verder dat opmerkelijk veel artsen (43 procent) niet tegen de pil van Drion zijn. Die pil is eerder bepleit voor hoogbejaarden die een einde aan hun leven willen maken als ze levensmoe zijn. De Nederlandse bevolking staat hier nog veel positiever tegenover. Slechts 35 procent is tegen de Drion-pil, zo komt uit onderzoek naar voren.
Een ander opvallend gegeven is dat verpleeghuisartsen zich nauwelijks met euthanasie bezighouden. In 2001 gebeurde dat 100 keer. Het totaalaantal euthanasiegevallen in dat jaar bedroeg 3500.