Val Gaddafi zal velen opluchten
De val van het regime van de Libische leider Muammar Gaddafi zal ook in de Arabische wereld voor velen een opluchting betekenen.
Bij een oppervlakkige beschouwing lijkt het bewind van president Gaddafi niet wezenlijk te verschillen van andere regimes in de regio. Schijn kan echter bedriegen en niets illustreert de aard van het Libische bewind beter dan de gruwelijkheden die in de zomer van 1996 plaatsvonden in de beruchte Abu Salimgevangenis in Tripoli.
In 1996 zaten er zo’n 1200 politieke gevangenen vast in de Abu Salimgevangenis. Om tot op heden onopgehelderde redenen braken er op 29 juni 1996 gevechten uit tussen bewakers en gedetineerden. Gevangenispersoneel doodde tijdens deze onlusten zeven gedetineerden, terwijl zeventien anderen zwaargewond raakten. De muitende gevangenen waren er echter in geslaagd om twee bewakers te overmeesteren en te gijzelen, wat de Libische regering dwong om onderhandelingen met hen te beginnen.
Van regeringszijde werden de besprekingen geleid door Abdallah al-Sanusi, zwager van Gaddafi. Deze Al-Sanusi ontmoette een delegatie van vier gedetineerden, die twee eisen op tafel legde: allereerst medische behandeling voor de zeventien gewonde gevangenen en een verbeterde gezondheidszorg in de Abu Salimgevangenis, die geteisterd werd door tuberculose.
Al-Sanusi verklaarde zich akkoord. De volgende dag verlieten de 17 gewonde gevangenen, vergezeld door 112 gevangenen die aan tuberculose leden, de Abu Salimgevangenis, op weg naar een ziekenhuis in Tripoli voor medische behandeling. Ze zouden het hospitaal echter nooit bereiken. Toen ze uit het zicht van de gevangenis waren, werden ze opgewacht door een speciale eenheid die onder de persoonlijke leiding van Al-Sanusi stond. Alle 129 gedetineerden werden ter plekke vermoord.
De volgende dag werden de overgebleven gevangenen samengebracht op de binnenplaats van de Abu Salimgevangenis. Al-Sanusi had het veiligheidspersoneel van de gevangenis de opdracht gegeven om zware artillerie op te stellen op de daken van de omringende gebouwen. Toen de gedetineerden zich allen op de binnenplaats bevonden, begonnen de manschappen van Al-Sanusi vanaf de daken op de weerloze gevangenen te schieten. Het bloedbad ging door totdat er geen gevangene meer overeind stond. Wie ’s middags nog leefde, werd gedood via een schot in het hoofd.
Dit voorbeeld volstaat om het wrede karakter van het Libische regime te illustreren. Een bewind dat, in tegenstelling tot de andere dictaturen in de regio, vooral gebaseerd leek te zijn op een persoonlijke cultus rondom Gaddafi zelf. Gaddafi ging altijd prat op de „revolutie” die hem op 1 september 1969 aan de macht bracht, maar het was een revolutie die in de daaropvolgende decennia steeds verder zou ontsporen. Om uiteindelijk te verworden tot de spreekwoordelijke revolutie die haar eigen kinderen verslindt.
Deze verwording was in belangrijke mate het resultaat van het excentrieke en megalomane karakter van president Gaddafi. De feestelijkheden die op 1 september 2009 in Tripoli werden georganiseerd ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de Libische revolutie spreken hierbij boekdelen. Gaddafi had hierbij drie buitenlandse prominenten uitgenodigd als zijn persoonlijke eregasten: president Mugabe van Zimbabwe, de door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag gezochte Sudanese president Omar al-Bashir én Mohammed Hayr. Van deze laatste wordt vermoed dat hij aan het hoofd staat van de Somalische piraten.
In de Arabische wereld zelf was Gaddafi gevreesd vanwege zijn ondermijnende activiteiten. Libanon bijvoorbeeld onderhoudt tot op heden geen diplomatieke betrekkingen met Libië. De Libanese sjiitische leider Musa al-Sadr bezocht in 1978 Libië, om daar vervolgens spoorloos te verdwijnen. Sindsdien is er nooit meer iets van hem vernomen en volgens sommigen baande de verdwijning van de als gematigd bekendstaande Musa al-Sadr de weg voor de radicale Hezbollahbeweging. In Jemen leidde de Libische politiek in 1972 tot een regelrechte burgeroorlog en in de Palestijnse gebieden veroorzaakte Gaddafi constant verdeeldheid binnen de PLO. Om uiteindelijk de Abu Nidalbeweging te gaan steunen, die probeerde leiders van de PLO te vermoorden.
Jarenlang heeft Gaddafi vergeefse pogingen gedaan om na de dood van de Egyptische president Nasser, in 1970, het leiderschap op zich te nemen van de Arabische wereld, maar alle pogingen hiertoe faalden jammerlijk. Toen deze weg geblokkeerd was, liet hij zijn oog op Afrika vallen. Hem stond, naar het voorbeeld van de Europese Unie, een Verenigde Afrikaanse Unie voor ogen, uiteraard onder zijn leiding. Vele Afrikaanse landen verdenken de Libische leider ervan zijn olierijkdom te gebruiken om in hun landen rebellenbewegingen te bewapenen die een soms een direct gevaar vormen voor de stabiliteit.
Met het verdwijnen van het regime van Gaddafi zullen heel wat Arabische en Afrikaanse leiders achter gesloten deuren een zucht van verlichting slaken.