Thuisonderwijs goed alternatief voor school
In Nederland bestaat ten onrechte een negatief beeld van thuisonderwijs, vindt drs. Elly Stouten. Kinderen die thuis les krijgen zijn doorgaans net zo goed als of beter af dan kinderen die naar school gaan.
Thuisonderwijs is de laatste tijd in het nieuws. Begin deze maand hebben 97 ouders van leerlingen van het Islamitisch College Amsterdam bij de gemeente aangegeven dat ze hun kinderen volgend schooljaar thuis les willen geven. Het college moet namelijk na de zomer de deuren sluiten en de leerplichtwet biedt de mogelijkheid tot thuisonderwijs als er binnen redelijke afstand geen school van de gewenste richting aanwezig is.
Uit reacties van de Amsterdamse wethouder van Onderwijs, Asscher, komt naar voren dat hij geen voorstander is van thuisonderwijs. Volgens hem is goed onderwijs „een toegangskaart tot de samenleving” en thuisonderwijs niet. Heeft hij gelijk?
Thuisonderwijs is de oudste vorm van onderwijs en bestaat dus al veel langer dan schoolonderwijs. De eerste schoolwet dateert van 1801. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen openbaar onderwijs, bijzonder onderwijs en huisonderwijs. Pas in 1969 is het huisonderwijs uit de leerplichtwet verdwenen.
Zoals het woord aangeeft, gaat het bij thuisonderwijs om onderwijs dat voornamelijk in een thuissituatie plaatsvindt. Dit hoeft niet per se of uitsluitend het ouderlijk huis te zijn. Het kan plaatsvinden in musea, dierentuinen, biologische boerderijen of bij iemand anders thuis. Je ziet de laatste jaren steeds vaker dat ouders gemeenschappelijke excursies organiseren of dat ze samenwerken: de ene ouder is goed in wiskunde en geeft de kinderen wiskundeonderwijs, de andere ouder geeft weer taalonderwijs enzovoort. De wijze waarop de leerstof wordt aangeboden en verwerkt kan van gezin tot gezin verschillen.
De islamitische ouders in Amsterdam willen hun kinderen overigens in een buurthuis laten onderwijzen door vakbekwame leraren en door middel van staatsexamens hun diploma laten behalen. Het is de vraag of je in zo’n situatie kunt spreken van thuisonderwijs. Er is dan eerder sprake van privéonderwijs, waarbij men zich dus ook moet houden aan de wetgeving voor (het oprichten van) privéscholen.
Niet wereldvreemd
De groep kinderen die thuisonderwijs krijgt is groeiende. Twintig jaar geleden was het aantal thuis onderwezen kinderen op de vingers van twee handen of misschien zelfs wel van één hand te tellen. In 2007 was het officiële aantal gestegen tot 235. Dezelfde trend is in het buitenland te zien. In Amerika groeide de groep kinderen die thuis les krijgt in de afgelopen drie jaar met 7 procent. Het aantal thuis onderwezen kinderen is in België in de afgelopen tien jaar verviervoudigd en in Engeland in acht jaar verdrievoudigd (gegevens van 2007).
Vaak heeft men bij thuisonderwijs het beeld van kinderen aan de keukentafel die geen contacten hebben met andere kinderen en die daardoor wereldvreemd worden en sociaal gehandicapt raken. Dit beeld klopt echter niet. In het buitenland is veelvuldig onderzoek gedaan naar de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen die thuisonderwijs krijgen of hebben gekregen. In het in 2002 gepubliceerde literatuuronderzoek ”Effectiviteit van thuisonderwijs” concludeert dr. Henk Blok dat thuis onderwezen kinderen hetzelfde of beter scoren op schoolvorderingen en sociaal-emotionele ontwikkeling in vergelijking met leeftijdsgenoten die naar school gaan.
Op verzoek van het ministerie van Onderwijs heeft Henk Blok in 2010 een onderzoek uitgevoerd onder thuisonderwijzende ouders met richtingsbezwaar. In dit onderzoek kwam naar voren dat de inhoud van thuisonderwijs niet veel verschilt van het schoolonderwijs. De verschillen zitten meer in de manier waarop het onderwijs wordt gegeven: thuisonderwijs vindt veelal informeler plaats, er worden andere leermiddelen gebruikt en er wordt meer ingespeeld op de ontwikkeling en de interesse van het kind. De meerderheid van de ondervraagde ouders heeft geen bezwaar tegen toezicht, mits dat eerder een adviserend dan een sanctionerend karakter heeft.
Vooroordelen
Door de aandacht die de kwestie in Amsterdam heeft gekregen, is de discussie over het wel of niet toestaan van thuisonderwijs en het wel of niet houden van toezicht weer aangewakkerd. Er zijn zelfs Kamervragen over gesteld. Zal dit consequenties hebben voor thuisonderwijs in Nederland? Gaan we de kant op van Duitsland en de Oost-Europese landen, waar ze thuisonderwijs totaal verbieden? Of nemen we een voorbeeld aan België, waar thuisonderwijs mogelijk is en waar de overheid dit controleert met inspecteurs die huisbezoeken afleggen? Ik pleit ervoor om de vooroordelen over thuisonderwijs te laten varen en ons oordeel aan te passen aan de praktijk.
De auteur is onderwijskundige en heeft dertien jaar thuisonderwijs gegeven aan haar kinderen. Ze adviseert en helpt ouders die thuisonderwijs geven of willen geven.