Dat zou kunnen blijken uit de gemiddelde temperatuur. Die laat echter in het midden of de winter strenge vorst of kwakkelweer heeft gebracht. Het aantal dagen met overdag of ’s nachts vorst biedt meer houvast. Alleen, dagen met een beetje vorst tellen ook mee. Het aantal ijsdagen –met een temperatuur die de hele dag onder nul ligt– geeft voor leken het beste beeld.

Voor een beetje meteoroloog is dat echter te simpel. Die gebruikt liever het koudegetal van de Duitse weerkundige Hellmann: tel de gemiddelde temperatuur van de dagen met vorst op en laat het minteken weg. Een dag met -5 graden en een met -3 levert dus koudegetal 8 op.

Wat blijkt? De cijfers voor leek en professional ontlopen elkaar niet veel. De winters met de meeste ijsdagen zijn meestal ook de strengste, volgens Hellmann. De afgelopen eeuw was dat die van 1962-1963, met koudegetal 346.