Bankenbelegger Denemarken betaalt mee aan crisis
DEN HAAG – In euroland wordt nog druk gesoebat over de vraag of beleggers bij nieuwe reddingen van banken moeten meedelen in de pijn. De Denen doen het al.
Nu de belastingbetaler in de eurozone in korte tijd eerst banken en later zelfs complete landen met miljarden uit de brand mocht helpen, is hét speerpunt op de agenda van regerings- leiders logischerwijs de vraag hoe dit in de toekomst anders kan.
Niet alleen moet strengere regelgeving een faillissement van banken en staten voorkomen, ook wordt nagedacht over de vraag of obligatiebezitters, die niet zelden forse rendementen pakken op risicovolle investeringen, niet moeten meebetalen bij een nieuw bankroet. Immers, waarom zou het steeds maar weer de belastingbetaler moeten zijn die de scherven opraapt?
Vooral de Duitse Bondskanselier Merkel lijkt hierin ver te willen gaan. Ze stelde eind vorig jaar voor om beleggers te laten meedelen in de pijn bij het faillissement van een financiële instelling. „Hebben politici de moed om de risico’s te leggen bij degenen die er geld aan verdienen?” vroeg Merkel zich af.
Enkele maanden later is haar vraag nog steeds actueel. Er ritselt wel wát rond dit thema –zo kwam eurocommissaris Barnier (Interne Markt) onlangs met een notitie hierover–, maar de weerstand, niet in de laatste plaats in de financiële sector zelf, die hogere financieringskosten vreest, is zó groot dat harde maatregelen er nog bepaald niet door zijn.
Hoe anders is het in Denemarken. Daar zullen obligatiehouders van de Amagerbanken de komende dagen met spanning het nieuws volgen. Duidelijk is al wel dat ze een aanzienlijk deel van hun inleg in die bank kwijt zijn, hoeveel precies is nog onduidelijk. Amagerbanken legde begin deze maand het loodje, nadat de bank door verliezen op vastgoedleningen en slechte investeringen in windenergie niet langer aan zijn betalingsverplichtingen kon voldoen. Het bankroet was, hoewel de laatste weken niet onverwacht, toch tamelijk opvallend omdat de bank enkele maanden geleden nog op zijn sloffen voldeed aan de aangescherpte kapitaaleisen (Basel III) die officieel pas over enkele jaren (2013) zullen gelden; het kan dus verkeren.
De Deense overheid nationaliseerde de bank –met circa 100.000 cliënten– toen de problemen op 6 februari te groot werden. Daar hebben ze trouwens al wel enige ervaring mee in Kopenhagen: sinds het uitbreken van de kredietcrisis moesten er al een bank of acht voor tuimelen worden behoed.
Maar waar de Deense overheid hierbij tot nog toe de beleggers in die banken volledig ontzag, werd onlangs bekend dat beleggers van Amagerbanken erop kunnen rekenen dat circa 41 procent van hun inleg is verdampt, goed voor circa een kwart miljard euro. Dus geen blanco cheques meer waarvoor uiteindelijk de belastingbetalende Deen mag opdraaien. Nee, een flinke knip- en scheerbeurt voor de belegger, in financieel jargon een ”haircut”.
Hoewel regeringsleiders in de eurozone vooralsnog weigeren om harde maatregelen te nemen, lijkt dit ‘Deense model’ toch de blauwdruk voor de toekomst van beleggers in de eurozone.
Het heeft er alle schijn van dat Ierland het eerste euroland is dat deze lijn verkiest. In de aanloop naar de verkiezingen aldaar (op 25 februari) overwegen partijen, waaronder ook de koploper in de peilingen, obligatiehouders te laten delen in de pijn die wordt geleden om de financiële sector in het land te herstellen.
Kredietbeoordelaar Moody’s ziet de bui al hangen en verlaagde om die reden onlangs het oordeel voor beleggers over Ierse banken.