Ambtenaar: Ruimte voor nieuw beleid uiterst klein
De lage economische groei legt de zwakke plekken van ons land bloot, zoals de armoedeval en de WAO. De politieke partijen moeten de tering naar de nering zetten en het beleid van het nieuwe kabinet moet gericht zijn op lagere lasten voor het bedrijfsleven.
Dat is de strekking van het traditionele nieuwjaarsartikel van de hoogste ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken. „Een meer activerend socialezekerheidsbeleid is meer dan ooit geboden”, aldus secretaris-generaal J. Oosterwijk in het economenvakblad ESB. De groei van de economie is het komende jaar minder dan we de laatste jaren gewend zijn. Niet alleen zal de werkloosheid toenemen, ook de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden zal voor het eerst sinds jaren slechter worden. Volgens Oosterwijk heeft het verleden geleerd dat dit langdurige effecten kan hebben. Daarom moeten de zwakke plekken in ons sociaal-economisch bestel worden aangepakt.
Eén daarvan is de armoedeval. Voor mensen met een uitkering loont het te weinig om te gaan werken. Oosterwijk pleit daarom voor het „afbouwen” van subsidies die afhankelijk zijn van de hoogte van het inkomen, zoals de huursubsidie. Dat moet gepaard gaan met lastenverlichting.
Inkomensafhankelijke arbeidskorting heeft volgens de topambtenaar alleen zin als die wordt gecombineerd met een algehele vermindering van de druk van belastingen en sociale premies voor alle inkomens. Anders wordt het probleem van de hoge marginale druk slechts verplaatst naar werkenden met een hoger inkomen, aldus Oosterwijk.
Een andere zwakke plek is volgens hem de WAO: „Gezien de hoeveelheid nuttige informatie die hierover de afgelopen tijd is verzameld, moet het mogelijk zijn om een oplossing te vinden…” Volgens Oosterwijk is daarbij „cruciaal dat er financiële prikkels komen voor werknemers en werkgevers, ook in het eerste ziektejaar.”
Oosterwijk pleit voor lagere algemene loonstijgingen in de CAO’s, omdat de stijgende arbeidskosten al sinds 1996 de concurrentiepositie van ons land aantasten. Ook signaleert hij een tendens in het buitenland om de vennootschapsbelasting, die drukt op de winst van ondernemingen, te verminderen. Oosterwijk noemt niet alleen „een stapsgewijze verlaging van de wig” (sociale premies en belastingen) op arbeid noodzakelijk, maar ook verlaging van de andere lasten voor het bedrijfsleven, waaronder de vennootschapsbelasting.
De topambtenaar van het ministerie van Economische Zaken schrijft ook dat de verkiezingsprogramma’s zijn gebaseerd op een te optimistisch beeld van onze economie. Hij roept ertoe op de doelstelling vast te houden om de staatsschuld in de komende 25 jaar af te lossen. „In een vergrijzende samenleving is niemand gebaat bij het doorschuiven van de rekening naar de toekomst.”
Dat betekent dat er „uiterst weinig” financiële ruimte zal zijn voor nieuw beleid. Als men de ambities uit de programma’s toch waar wil maken, kan dat alleen door extra ombuigingen en „grondslagverbredende maatregelen.” Oosterwijk herinnert er in zijn artikel aan dat het kabinet onlangs toekomstverkenningen presenteerde. Daarin is de mogelijkheid geopperd de spaarloonregeling te schrappen. Ook zijn andere „opties” bestudeerd, zoals de fiscale behandeling van de oude dag en van de eigen woning.