Niet intolerant om Evangelie aan anderen te verkondigen
Is het niet intolerant om het Evangelie aan iedereen te verkondigen?
„Gaat dan henen, onderwijst al de volken” (Matth. 28:19). Deze opdracht is helder. Het adres van het Evangelie betreft iedereen, gevraagd of ongevraagd. Deze boodschap van het Evangelie is exclusief. „Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij”, zegt de Heere Jezus (Joh. 14:6). Zo’n waarheidsclaim is volgens postmoderne begrippen intolerant. Iemand die ongevraagd zijn exclusieve boodschap aan anderen communiceert, komt op ons opdringerig over.
Toch is het verkondigen van die goede boodschap –ook ongevraagd– beslist legitiem. Ongeveer vijftien jaar geleden had ik een discussie met een ongelovige landbouwkundige. Ze bereidde zich voor om in Mexico verbeterde landbouwmethoden te introduceren. „Het is ongeoorloofd wat je gaat doen”, reageerde zij geërgerd toen ze vernam dat ik voor evangelisatiewerk naar Ecuador ging. „Je dringt de mensen iets op waarop ze helemaal niet zitten te wachten.” „Maar wie zit er op jou te wachten?” diende ik haar van repliek. „Ik ga landbouwmethoden introduceren waarmee men een betere opbrengst verkrijgt.” „Maar hebben de boeren jou gevraagd te komen?” Het antwoord was ontkennend. „En waarom zijn jouw landbouwmethoden beter dan die van de boeren daar?” Zij ging omdat ze ervan overtuigd was iets te hebben wat een verrijking betekende voor de boerenbevolking. Ik ging omdat ik een boodschap meende te hebben die tot eeuwig welzijn was voor de bewoners van het gebied. We hadden beiden een legitieme missie.
Dat de ene mens zich met de ander bemoeit, zou je een voorwaarde kunnen noemen voor een samenleving. Een extreme vorm van individualisme is zelfvernietigend. Als iedereen Kaïn na zou spreken: „Ben ik mijn broeders hoeder?” zou het leven op aarde onmogelijk zijn. Mensen hebben elkaar nodig en moeten elkaar dienen met wat goed voor elkaar is. En zoals anderen mij vanuit dat motief mogen benaderen, mag ik hen ook benaderen, mits er geen dwang wordt uitgeoefend. Zo gezien is het legitiem en aanvaardbaar om een ander bekend te maken met het Evangelie.
Spelregels
Toch vraagt het (ongevraagd) betreden van de (privé)ruimte van een ander wel om het hanteren van spelregels. Deze zijn in elke cultuur weer anders. In een cultuur waarin grote waarde wordt gehecht aan de zelfbeschikking van een mens, zoals de onze, zul je de ander anders tegemoet moeten treden dan in een cultuur waarin het individu ondergeschikt is aan de normen van de gemeenschap. Ik kan niet als een parachutist het leven van iemand anders binnenvallen. Er moet minstens de mogelijkheid zijn om met elkaar in gesprek te raken.
Tevens is van belang dat ik in mijn communicatie van het Evangelie de ander niet mijn culturele zienswijze opleg. Als ik dat doe, is mijn (kerkelijke) cultuur in plaats van de Bijbel de universele norm geworden. Een christen dient zich te oefenen in het onderscheid tussen wat betrekking heeft op de waarheid over God en mens, geldig voor alle tijden en plaatsen, en wat in zijn of haar eigen situatie als duurzaam en waardevol wordt gezien, maar niet als algemene norm kan gelden.
Ik kan bijvoorbeeld zeer gehecht zijn aan niet-ritmisch zingen en er allerlei goede argumenten voor aandragen. Maar een norm voor alle tijden en plaatsen is het niet geweest en kan het niet zijn. Als het gaat over de vormen, symbolen en allerlei toepassingen in het dagelijks leven, past mij bescheidenheid. De Bijbel zelf zal als een kracht Gods zijn werk doen om –zoals ook met mijn cultuur nodig blijft– die andere cultuur van binnenuit te bekeren.
Een verkondiging van het Evangelie met marketingmethoden lijkt mij een christen onwaardig. Dergelijke methoden zitten dikwijls vol trucs die de ontvanger ongemerkt proberen te manipuleren. Van verkooptrucs hoeven we ons niet te bedienen. Christenen dienen zich te houden aan de benadering die de Schrift wijst. Dat is een benadering die weliswaar de exclusiviteit van de christelijke boodschap onderstreept, maar die beslist niet mensonvriendelijk is. Het gaat om drie vormen van communicatie die nauw met elkaar samenhangen: de prediking of bekendmaking van het Evangelie in gesproken en geschreven vorm, het dienstbetoon in deze wereld als een heenwijzing naar Gods barmhartigheid en het samenleven van christenen gestempeld door de liefde tot God –en Zijn geboden– en elkaar. Als de verkondiging én het liefdesbetoon aan de naaste én het getuigenis dat uitgaat van het samenleven als christenen samengaan, dan doordringt de boodschap van het Evangelie als een zuurdesem mijn omgeving.
Naspreken
Als de eenheid tussen deze drie verbroken is, valt het getuigen in brokstukken uiteen. Waar heeft men snel genoeg van? Van de betweter met een dubbele moraal. Over wie haalt men de schouders op? Over de in zichzelf gekeerde christen. Met wie drijft men de spot? Met ruziënde kerkgangers. Dit soort rollen hebben we als christenen te vermijden in onze communicatie van het Evangelie naar buiten. De woorden van God bekendmaken, barmhartigheid betonen en in liefde als broeders van hetzelfde huis samenleven en dat op plaatsen waar christenen én niet-christenen elkaar tegenkomen. Dáártoe is de kerk geroepen, ook al zou dat lijden aan het Evangelie tot gevolg hebben.
Christenen geloven in een exclusief Evangelie dat aan iedereen dichtbij en veraf verkondigd moet worden. Het is niet intolerant om dit te doen, al is wel van belang hoe zij het doen. Gelukkig hebben zij de Bijbel als het Woord van God ontvangen, en daar ligt een getuigende kracht in opgesloten omdat de Geest Zelf zich eraan verbindt. Dít Woord mogen en moeten zij naspreken, tot heil van hun naaste. Maar geen eenzijdig gepraat. De liefde tot God en Zijn Woord moet ook vlees zijn in eigen leven en samengaan met zowel een liefde voor hun medebroeders en medezusters als voor de niet-christelijke naaste. Als het Woord zo door het leven van de christenen in deze wereld wordt onderstreept, is er voor arrogantie geen plaats. Dan verwerven kerken krediet om te spreken en wordt de Naam van God geprezen.
Drs. J. H. van Doleweerd, docent godsdienst, cultuur en zendingswetenschappen aan de CGO-hbo en werkzaam als missioloog en toeruster bij Zending Gereformeerde Gemeenten. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp:
• H. Kraemer, Communicatie een tijdvraag, ’s-Gravenhage: Boekencentrum, 1957.
• P.G. Hiebert, Transforming Worldviews. An Anthropological Understanding of How People Change. Grand Rapids Michigan: Baker Academic, 2008.