Elsevier schetst bont palet protestantisme
APELDOORN – Calvijn was geen aangenaam mens. Hij was koppig, rechtlijnig, tiranniek zelfs, regeerde met harde hand, en maakte iedereen ondergeschikt aan zijn wens om het Woord van God te verspreiden. Op dit portret van Calvijn, geschetst in de nieuwe Elseviereditie ”Protestant”, valt nog wel wat af te dingen.
Theodorus Beza schrijft bij Calvijns overlijden over zijn treurnis over het heengaan van een profeet des Heeren, een trouwe herder, een ware leraar en meester, en een ware vader en trooster. Dat klinkt toch al heel anders.
De redactie van weekblad Elsevier presenteerde deze week een met veel zorg uitgevoerde editie over het protestantisme: „De essentiële gids bij het geloof dat Nederland heeft gevormd.” Het protestantisme behoort, schrijft hoofdredacteur Arendo Joustra in een voorwoord, „net zo goed tot de culturele bagage van de Nederlander als al die andere zaken die hem buiten eigen land tot Nederlander bestempelen.”
Buiten de wijze waarop Calvijn wordt neergezet, is de toon van deze special niet vervelend. Er worden serieuze pogingen gedaan om het protestantisme waardig en goed geïnformeerd te benaderen. Hoewel, Elseviers uiteenzetting van de leer van de uitverkiezing is bar hoekig en gespeend van elke nuance: De mens is voorbestemd tot het eeuwige heil of tot de verdoemenis. „Hij kan daar niets meer aan doen” (blz. 11). Dán zouden er nogal wat Schriftplaatsen geschrapt kunnen worden. Terwijl de rooms-katholieke (en dus: niet-protestantse) leer van de goede werken wel weer het volle pond krijgt: „Als een mens zich onderscheidt door een oppassend en productief bestaan, zijn de vooruitzichten goed voor een bestaan in de hemel” (11).
Er is ook een artikel over Barneveld. Een verslaggever bezoekt een bijeenkomst van christengemeente DoorBrekers („Het is een gelikte show”) en een kerkdienst in De Hoeksteen, van de gereformeerde gemeente in Nederland („De hoedjes zijn er niet voor de mooiigheid”, aldus de koster). Maar, wat waar is: Er zijn beroerdere media-uitingen verschenen over orthodoxe dorpen dan deze bijdrage.
„Afvalligen” zoals Maarten Biesheuvel, Jan Wolkers, Franca Treur, Maarten ’t Hart en Jan Siebelink worden nog weer eens opgevoerd om af te geven op „religieus moralisme” in „romans vol Calvijn-geknakten.” Maar déze oude langspeelplaat over „doem en gepreek” mag nu wel eens naar de kringloop.
In de special van Elsevier komt echt alles langs, de Drie Formulieren van Enigheid, het proefschrift over Arminius van William den Boer, de geschiedenis van de zending, de onzekere toekomst van de Anglicaanse Kerk, het protestantisme in Amerika, het belang van Luther voor de stad Wittenberg, de invloed van de tale Kanaäns op het hedendaags Nederlands, de studie islamitische theologie aan de van oorsprong gereformeerde VU in Amsterdam, de verzuiling, de Matthäus Passion van Bach, de bezwaren van de Gereformeerde Bijbelstichting tegen de Herziene Statenvertaling, de refomode en natuurlijk ook de moeite van sommigen met de legging voor de vrouw: toch een derivaat van de broek van de man.
De special besluit met een serie portretten van mensen die het gezicht van protestants Nederland moeten vormen, waarbij er toch vreemde keuzes worden gemaakt, met prominent in beeld Klaas Hendrikse – die als atheïst zeker geen protestant mag heten. Een protestants abc legt begrippen uit, van aflaat, biblebelt en classis tot en met vrijmaking, woodbrokers en zondeval.
Wie in dit uiterst bonte palet van protestantse thema’s onvolkomenheden wil zoeken, vindt er genoeg. De Christelijke Gereformeerde Kerken heten met recht en reden: Kerken, en geen: Kerk (30). Het orgel in de Oude Kerk te Amsterdam heet ten onrechte: Grote of Vater-Müllerorgel (49). Anabaptisten zijn geen andere mensen dan mennonieten (6). Om RPF-stemmers nu zomaar „hallelujah-christenen” te noemen is heus dubieus, net zo goed als dat je hen die zich voegden bij de Hersteld Hervormde Kerk niet zomaar „dissidenten” mag noemen. Wie de lutherse dom in Berlijn gemakkelijk denkt te kunnen verwarren met een rooms-katholieke kerk (60), moet zeker nog eens in deze kathedraal vol Pruisisch vertoon gaan kijken. En om het ”presbyterianisme” nu aan te duiden als „een streng hervormd kerkgenootschap in Schotland, Engeland en de Verenigde Staten”? (97)
Het protestantisme heeft ook genoeg om zich voor te schamen, zoals uit deze special blijkt, zoals Luthers uitlatingen over de Joden, de genadeloosheid waarmee protestanten zich van tegenstanders afmaakten, en –in de huidige tijd– het volstrekt respectloos reageren van gereformeerden op figuren zoals Jan Siebelink en Maarten ’t Hart. Op dát punt hebben protestanten nog veel te leren.