De 14-jarige Hena Begum was door een dorpsraad veroordeeld tot tachtig zweepslagen omdat ze een relatie met een getrouwde neef van haar zou hebben gehad. Ze overleefde de executie van de straf niet en werd vervolgens begraven zonder dat de werkelijke doodsoorzaak was vermeld door lokale artsen. Waarschijnlijk hebben dorpsbewoners die zich schuldig voelden, melding gemaakt van de gruwelijke daad.

Het hooggerechtshof, dat de islamitische bestraffingspraktijken volgens de sharia in dorpen heeft verboden, besloot dat het lichaam van de tiener moest worden opgegraven. Autopsie wees uit dat ze was afgetuigd en hevig bloedend naar een plaatselijk ziekenhuis was gebracht. Ze overleed pas zes dagen later aan haar verwondingen.

Haar overspelige neef zou ook worden gestraft, maar hij wist het dorp tijdig te ontvluchten. Zijn jaloerse vrouw had de klacht bij de dorpsraad ingediend.