Onderwijs & opvoeding

Onderwijsassistent niet meer weg te denken

De één assisteert de juf met het klaarleggen van materialen, de ander runt een complete klas. De onderwijsassistent blijkt in de praktijk nogal verschillende taken te hebben.

Evert van Dijkhuizen
8 February 2011 08:50Gewijzigd op 14 November 2020 13:36
Brenda Kieft is onderwijsassistent op de Rehobothschool voor (zeer) moeilijk lerende kinderen in Ede. „Ik ga absoluut niet naar de pabo; heb het veel te goed naar m’n zin hier.” Foto Herman Stöver
Brenda Kieft is onderwijsassistent op de Rehobothschool voor (zeer) moeilijk lerende kinderen in Ede. „Ik ga absoluut niet naar de pabo; heb het veel te goed naar m’n zin hier.” Foto Herman Stöver

Eind jaren negentig riepen scholen in koor: meer handen in de klas nodig. Ze kwamen er: de functie van onderwijsassistent, met een driejarig mbo-opleidingstraject, was geboren. Bijkomend voordeel: meisjes met een vmbo/mavo-opleiding die vóór het ontstaan van de pabo –met havo als toelatingseis– de opleiding voor kleuterleidster zouden hebben gevolgd, kregen een nieuwe kans om het onderwijs in te gaan.

Ook het Hoornbeeck College leidt sinds een jaar of tien onderwijsassistenten op. Per jaar stromen er zo’n 140 studenten (het merendeel meisjes) in op de locaties Amersfoort, Rotterdam, Goes, Kampen en Apeldoorn. „Het aantal blijft vrij stabiel”, zegt drs. Kees Schimmel, docent pedagogiek en betrokken bij de opleiding onderwijsassistent in Amersfoort.

De groep studenten is behoorlijk divers qua vooropleiding. „De meesten komen van de gemengd/theoretische leerweg in het vmbo. Een kleiner aantal heeft de kaderberoepsgerichte leerweg gedaan en enkelen stappen na havo 3 over naar de mbo-opleiding voor onderwijsassistent.”

Best lastig, dit niveauverschil, geeft Schimmel aan. „Voor havomeisjes is de opleiding onderwijsassistent vaak te makkelijk, meiden met vmbo-kader op zak hebben er moeite mee. Vanwege het niveauverschil bieden we differentiatie aan bij de vakken Nederlands, Engels en rekenen. Andere mbo-colleges kiezen voor een verkorte studieroute voor havoleerlingen. Dat heeft voor- en nadelen. Wij vinden het waardevol dat de betere studenten de zwakkere leren helpen.”

Ruim de helft van de onderwijsassistenten in opleiding op het Hoornbeeck gaat na de opleiding aan het werk, in of buiten het onderwijs. Schimmel: „De overigen stromen door naar de pabo, die ze al dan niet in deeltijd doen, of kiezen voor een andere vervolgopleiding, bijvoorbeeld sociaal-pedagogische hulpverlening. De uitstroom naar de pabo neemt de laatste jaren af. Eerder ging de helft door, nu nog ongeveer een derde. Dat heeft te maken met de verscherpte toelatingseisen op de pabo bij rekenen en taal. De instaptoetsen die moeten worden gemaakt, schrikken een aantal mbo-studenten af.”

Om de overgang naar de pabo te versoepelen, biedt het Hoornbeeck extra lessen rekenen, taal, aardrijkskunde en geschiedenis aan. „Eerder deden we dat alleen in het derde jaar. Sinds dit cursusjaar hebben we al in het eerste studiejaar een stevig programma voor rekenen, omdat de rekentoets op de pabo het grootste struikelblok is.”

Afgestudeerde onderwijsassistenten die gaan werken, komen in het basis-, speciaal en voortgezet onderwijs terecht. Hun werkzaamheden variëren sterk per school. Schimmel: „Sommigen assisteren de groepsleerkracht en doen vooral eenvoudige taken, zoals het klaarleggen van leermiddelen, en begeleiden individuele kinderen. Anderen geven complete lessen aan een hele klas. Dat mag, maar de groepsleerkracht blijft verantwoordelijk.”

Schimmel benadrukt dat onderwijsassistenten het nodige aan pedagogische en didactische kennis en vaardigheden in huis hebben. „Tijdens de opleiding moeten studenten stage lopen in zowel het basis- als het speciaal onderwijs. Ze leren een goede les in elkaar te zetten. In het derde jaar kiezen ze een gedrags- of leerprobleem en schrijven daar een scriptie over, inclusief een handelingsplan, in overleg met de intern begeleider op school.”

De locatie Amersfoort heeft als enige van het Hoornbeeck een duale variant voor de opleiding onderwijsassistent. Schimmel: „Het gaat op dit moment om dertien studenten die al een baan als onderwijsassistent hebben, maar daarvoor geen opleiding hebben gevolgd. Ze gaan bij ons twee jaar lang één dag per week naar school. Voorwaarde is dat ze achttien jaar of ouder zijn en minimaal drie dagen per week werken.”

De Hoornbeeckdocent vindt het geen vraag of de functie van onderwijsassistent ooit een goede uitvinding is geweest. „Het is inmiddels een niet meer weg te denken zelfstandige functie binnen het onderwijs. De onderwijsassistent is echt een taakverlichting voor de groepsleerkracht, zeker als het gaat om de extra begeleiding van individuele en groepjes leerlingen. Het heeft wel vrij lang geduurd voordat er in het veld duidelijkheid was over deze nieuwe functie. Vooral in het basisonderwijs. In het speciaal onderwijs was men al gewend aan klassenassistenten. Aanvankelijk werd de onderwijsassistent vooral ingezet voor allerlei klusjes, maar gaandeweg kreeg de functie een meer onderwijsinhoudelijke invulling.”

Op dit moment is het lastig voor afgestudeerde onderwijsassistenten om werk te vinden, merkt Schimmel. „Ook scholen moeten bezuinigen en schrappen soms als eerste de functie van onderwijsassistent. Aan de ene kant begrijp ik dat: een groepsleerkracht is onmisbaar, een onderwijsassistent niet. Aan de andere kant: het ontslaan van de onderwijsassistent betekent automatisch een taakverzwaring voor de groepsleerkracht en daar wilden we nu juist iets aan doen.”


„Werken met kinderen het leukst”

Onderwijsassistenten komen het best tot hun recht in het speciaal onderwijs, vindt de 19-jarige Brenda Kieft uit Lunteren. Sinds vorig jaar mei is ze zelf onderwijsassistente op de Rehobothschool voor (zeer) moeilijk lerende kinderen in Ede. „Ik ben hier heel zelfstandig met leerlingen bezig. Ik heb mijn eigen groepjes die ik begeleid, uiteraard in overleg met de leerkracht. In het basisonderwijs ben je meer met de dingen erom heen, zoals het klaarleggen van materialen, bezig en ga je van de ene groep naar de andere.”

Op de Rehobothschool werken tien onderwijsassistenten. „Elke groep heeft er één.” Brenda begeleidt leerlingen van 11 tot 16 jaar met het IQ van 4- of 5-jarige. „We koken en bakken, zijn met handvaardigheid bezig, ik ga met de leerlingen mee naar het zwembad, maar we leren ook eenvoudige woordjes lezen en je naam schrijven.”

Over haar opleiding, die ze volgde aan het Hoornbeeck College in Amersfoort, oordeelt Brenda genuanceerd. „De stages, twee keer twintig weken, waren supergoed voor m’n ervaring. Wat school betreft vind ik dat de opleiding meer aandacht zou moeten besteden aan het werken met kinderen. Verder gaan ze er te veel van uit dat je naar de pabo doorstroomt. De opleiding zit wat theorie betreft tegen hbo-niveau aan.” Zelf heeft Brenda die ambitie niet. „Ik ga absoluut niet naar de pabo; heb het veel te goed naar m’n zin hier.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer