De purperverkoopster uit Lisse
Ze onderhandelt over vele tienduizenden euro’s, vliegt meerdere keren per jaar naar leveranciers in Portugal, Turkije, Pakistan en levert aan grote jongens als Vroom & Dreesman, de Bijenkorf en Beter Bed. Henriëtte van Beynum, directeur van Bedding House in Lisse. „Ik mag geloven dat dit Gods weg is.” De purperverkoopster uit Lisse.
Ze heeft haar huiswerk goed gedaan. Laptop en bijbelverklaring liggen onder handbereik. Een schrijfblok staat vol aantekeningen, stille getuige van een bijbelstudie als voorbereiding op het gesprek. Het tekent de zakenvrouw.
Haar bedrijf -collectioneurs van bedmode- zit samen met LinkerLisse en Droomdomein in één holding. Bedding House levert dekbedovertrekken en hoeslakens aan winkelketens, LinkerLisse en Droomdomein verkopen slaapcomfort aan consumenten. Samen met Jan en Everdien Linker is Henriëtte (34) aandeelhouder van de holding. „Zij zijn de vijftigers, ik ben het jonkie.”
Na haar studie beleidsmanagement gezondheidszorg aan de Erasmus in Rotterdam heeft Henriëtte een blauwe maandag gewerkt als consultant -„junior”- bij Deloitte & Touche. „Voor mij stond dat erg ver van de praktijk af. Ik voelde dat ik me meer kon ontplooien in een managementfunctie.”
De mogelijkheid daartoe kreeg de doctorandus toen Bedding House haar negen jaar geleden vroeg in Lisse te komen werken. „Het product sprak me aan en het stond dicht bij de praktijk.”
Nadenkend blikt ze even voor zich uit. „Ik heb de vraag in het gebed de Heere voorgelegd: „Als het een goede weg is, leid me dan verder. Als het niet goed is, mag het dan worden afgebroken.” Als je dan ziet hoe de weg wordt gebaand, geloof ik zeker dat het Gods weg is dat ik in deze functie ben terechtgekomen. Aanvankelijk had ik gedacht internationaal carrière te kunnen maken, maar juist dat is heel anders uitgepakt.”
Henriëtte startte als marketingmedewerkster, klom op tot marketingmanager en deed er en passant het werk van salesmanager bij. Nu staat ze als directeur aan het hoofd van een bedrijf met twintig man personeel, leveranciers all over the world en dik 1000 klanten in Nederland, België en sinds kort Frankrijk.
Ze haalt gedachteloos het elastiekje uit haar lange, blonde haar. „Je ziet dat je met positieve en negatieve ervaringen wordt klaargemaakt voor een bepaalde functie.” Voorzichtig voegt ze eraan toe: „Achteraf zie je Gods leiding soms duidelijker dan van tevoren. Bij mijn aantreden, als jong broekie van 26 jaar, had ik deze taak niet aangekund.”
Henriëtte heeft nooit het gevoel gehad dat het niet goed zou zijn deze functie te vervullen. „Ik ben opgevoed met de overtuiging dat iedereen zijn talenten moet gebruiken. Mijn moeder heeft al jong haar man verloren. We hadden thuis een boerderij. Ze stond er met zes kinderen opeens alleen voor. Mijn moeder was manager op de boerderij, ze was alles tegelijk voor ons. Niemand heeft zich ooit afgevraagd of dat goed was.”
Bij haar oma speelde een soortgelijke situatie. „Mijn grootmoeder kreeg na het overlijden van mijn grootvader een pension voor haar rekening.”
Voor de Bedding House-directeur is het daarom nooit een vraag geweest of een vrouw zo’n verantwoordelijke positie kan innemen. „Het is misschien minder gebruikelijk, maar daarom hoeft het niet minder goed te zijn.”
Ze wijst op de „prachtige voorbeelden” uit de Bijbel. „Lydia was purperverkoopster. Zij handelde óók in linnen en vlas. Bijzonder hè? En kijk eens in Spreuken 31. Daar is de vrouw fabrikant, importeur, manager, makelaar, boerin, naaister, stoffeerder, handelaar. Of neem Debóra, een richteres.”
Een carrière mag echter nooit doel op zich zijn, benadrukt Henriëtte. „Bij deze drie voorbeelden staat nadrukkelijk: „Zij dienden God en gaven Hem de eer.” Dáár gaat het om, dat is voor mij de kern.”
Vrouwen zijn volgens haar helemaal niet genoodzaakt hun talenten te gebruiken voor een maatschappelijke carrière. „Dat kan ook absoluut in een gezin. Hoeveel huisvrouwen doen daar geen goede dingen, met burenhulp of evangelisatiewerk?”
De zakenvrouw -met serieuze trouwplannen- hoopt in de toekomst haar werk te kunnen blijven doen, ook als zich eventueel kinderen aandienen. „Onoverkomelijke problemen voorzie ik niet. Het zal alleen wat zwaarder worden. Misschien ben ik wat optimistisch, maar ik denk dat het kan. Ik zie dat bij mijn zussen. Hoeveel dingen kun je niet uitbesteden? Het schoonmaken, de tuin… Ik wil daar niet op vooruitlopen. Als we bijvoorbeeld een gehandicapt kind zouden krijgen, is alles ineens totaal anders. We kunnen de toekomst niet plannen.”
De zorg voor mogelijke kinderen wil ze niet uitbesteden. „Je belooft ze op te voeden in de vreze des Heeren. Maar dat beloof je sámen, als vader én moeder. Dat betekent niet dat alles alleen op mijn bordje terecht komt. Je doet dit vanzelfsprekend samen. Bovendien kun je kinderen bijvoorbeeld een aantal dagen bij iemand onderbrengen aan wie je ze toevertrouwt. Dan blijft er altijd nog genoeg tijd over om hen zelf te verzorgen. Liefde en zorg moeten vooropstaan.”
Henriëtte wijst behalve op de functie in het gezin ook op de taak van christenen in de maatschappij. „De drie vrouwen uit de Bijbel droegen zorg voor hun gezin, maar ontplooiden zich tegelijk in de maatschappij.”
Principieel verschil tussen taken in de zorg, het onderwijs, bedrijfsleven en politiek ziet ze daarbij niet. „Waarom zou een vrouw geen taak mogen vervullen in de politiek? Politiek is toch geen kerkelijk ambt? Het is verschrikkelijk dat wij zoveel energie steken in zo’n geneuzel-discussie.”
Veel wezenlijker is voor haar de vraag wat mensen naar buiten, in deze maatschappij, uitdragen. „Wat gaat er van ons uit? We moeten ons overal in de maatschappij profileren en goede posities innemen. Daar kun je invloed uitoefenen. Niet omdat ik zo belangrijk ben; maar als wij het niet doen, nemen anderen beslissingen voor ons. Beslissingen die als wij christenen niet willen.”