Wat die kinderen daar deden
In de lift van het appartementencomplex hangt een vriendelijk en keurig handgeschreven briefje waarin Johan van Hulst zijn „geliefde buren” bedankt voor de onvergetelijke dag die ze hem bezorgden toen hij vorige week vrijdag honderd jaar werd. De oud-hoogleraar pedagogiek, oud-politicus en oud-verzetsman begon zijn loopbaan als onderwijzer. Dat is nog te zien aan het handschrift. Ook is hij nog steeds een meester-verteller.
„Ik ben dankbaar dat ik mijn honderdste verjaardag mocht beleven, ik vier ’m in vijfvoud. Afgelopen vrijdag kwamen mijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Zondag was ik te gast bij de afsluiting van wat ik nog steeds noem het Hoogovensschaaktoernooi. Ruim dertig jaar deed ik mee aan de groep schakers van politici en oud-politici. Zonder dat ik het wist, was daar een groots feest georganiseerd en werd de Professor Johan van Hulstprijs geïntroduceerd voor de meest talentvolle schaker van het jaar. Ik mocht die uitreiken aan een Oekraïner. De feestjes met mijn gehele familie –ik heb nog zusters van 95 en 88–, ‘mijn’ schaakclub Caïssa en de receptie in de kerkelijke gemeente waartoe ik behoor, heb ik nog tegoed.
Ik groeide op in Amsterdam, in een orthodox-christelijk middenstandsgezin. Mijn vader was meubelstoffeerder. Armoede hebben we niet gekend, zuinigheid wel.
Elke dag bad vader hardop en las uit de Bijbel. Elke zondag gingen we naar de kerk. We mochten niet veel op die dag. Ik heb daar persoonlijk andere keuzes in gemaakt, maar heb wel het geloof in God vastgehouden, of beter gezegd: God heeft míj vastgehouden. Het is hoogmoedig en aanmatigend om te zeggen dat ik zoiets zou kunnen.
Mijn vader stelde zijn kinderen in de gelegenheid tot hun achttiende te studeren. Ik heb toen –na enig nadenken– gekozen voor de kweekschool. Dan had ik op mijn achttiende al een vak geleerd. Dat was niet gelukt als ik had gekozen voor de hbs of het gymnasium.
Het viel echter niet mee om in 1929 een baan te krijgen. Uiteindelijk kreeg ik een uitnodiging voor een proefles op ”Eene school met den Bijbel” te Oudewater. Na de proefles benoemde het bestuur mij direct. Dat gebeurde allemaal net voor de Amerikaanse beurskrach, die –zoals bekend– een wereldwijde recessie inluidde. De crisis die wij nu meemaken, is daarmee vergeleken een paradijs. Echt waar.
Na mijn benoeming behaalde ik vrij snel de hoofdakte en besloot door te studeren. Ik was vrij goed in wiskunde, maar wilde geen wiskundeleraar worden, daarom koos ik voor Nederlands. Dat leidde uiteindelijk tot een benoeming tot deeltijdleraar Nederlands aan de hervormde kweekschool aan de Plantage Middenlaan in de hoofdstad, de school waar ik ook zelf op had gezeten.
In die tijd kwam Hitler op. Hij was voor velen de man van de hoop. Er was weinig werk vanwege de crisis en hij zorgde er wel voor. In die tijd las ik ook zijn boek ”Mein Kampf”, en doorzag het duivelse van zijn systeem. Een van de hoofdstukken had als titel ”Ik word antisemiet”. Wat Hitler met de Joden wilde, kon geen verrassing zijn. Sommigen dachten dat de soep niet zo heet werd gegeten als hij werd opgediend. Ja, ja.
Ik heb me in 1938 ook zeer gestoten aan een paginagroot artikel in de kerkbode van de voorzitter van de centrale kerkenraad, ds. A. G. H. van Hoogenhuyze. Hij schreef na de Anschluss, oftewel de Duitse inval in Oostenrijk, een stuk met als strekking: „Dit werk is door Gods alvermogen, door ’s Heeren hand alleen geschied.” Er kwam gelukkig veel protest en uiteindelijk moest de predikant het voorzitterschap neerleggen. Hij is in de oorlog gestorven en bleef tot zijn laatste snik een Hitlerknecht. Treurig.
Hollandsche Schouwburg
Omdat de directeur van de kweekschool in de oorlog vertrok, mocht ik zijn opvolger worden. In die tijd waren de Duitsers al druk met de deportatie van Joden uit Amsterdam. De bezetters gebruikten de Hollandsche Schouwburg als plaats om de Joden te verzamelen en hen daarna op transport te stellen. De kinderen werden opgevangen in de crèche naast de kweekschool. De ruimte was echter te klein om iedereen te bergen. Vandaar dat ik een lokaal van mijn school beschikbaar stelde voor de allerkleinsten en baby’s. De SS’ers zijn er ingetuind.
Overigens was het een wonder op zich dat de christelijke kweekschool nog open was. De Duitsers hadden sluiting geboden en de subsidie ingetrokken. Toch gingen we door. Je moet niet bang zijn. Uit geheel Amsterdam stroomden de giften binnen, zodat we toch onderwijzers bleven opleiden.
Ik kreeg het zelfs voor elkaar dat rijksgecommitteerden naar de examens kwamen. Als dat niet gebeurde, waren de diploma’s niet geldig. Maar toen we in 1943 examens afnamen in het lokaal naast de Joodse baby’s, ontstond er wel een probleem. De gecommitteerden wilden weten wat er aan de hand was. Ze gingen om het hoekje kijken. Toen ze aan mij vroegen wat die kinderen daar deden, antwoordde ik: „Ik ben niet verplicht u antwoord te geven.”