Aimabele hervormer Viret hield de rug recht
Lang waren mensen gehecht aan een eigen lijfspreuk. Zij plaatsten die op hun familiewapens, schilderijen en boeken. In enkele woorden schetsten zij daarmee hun levensprogramma. Het Latijn, dat uitmunt in bondigheid, was daarvoor bijzonder geschikt. Mogelijk is in onze tijd met het terugtreden van het Latijn ook de animo verdwenen zo’n eigen levensprogramma te kiezen.
De in Zwitserland geboren hervormer Pierre Viret (1511-1571) had een lijfspreuk gekozen waarin allereerst het plezier opvalt in dit spel met woorden. Het bestaat uit drie woorden die elk beginnen met dezelfde letter; bovendien fungeert zijn familienaam erin als werkwoord: ”Veritas vulnere viret”. Dat wil zeggen: De waarheid kan wel wonden oplopen, maar wint aan kracht. De spreuk klinkt optimistisch. Hij roept ertoe op om bij tegenslag niet bij de pakken te gaan neerzitten; althans als de waarheid in het geding is, want die heeft toekomst. Inderdaad kende het leven van Viret moeilijkheden. En toch wist hij de rug recht te houden.
De lijfspreuk tekent hem verder als een weerbaar gelovige. Vandaag lijkt deze spreuk misschien wat somber. Zelfontplooiing en genieten lijken immers aantrekkelijker dan inspanning en volharding. Maar de kracht van de uitdrukking ligt daarin dat bij tegenslag het niet al gedaan is met ons leven, mits de waarheid wint. Daarmee kan druk van ons afvallen. Viret was althans ook een aimabel persoon.
Zijn vroegste optreden was op 6 mei 1531 in het Zwitserse plaatsje Orbe (pakweg 30 kilometer ten noorden van Lausanne), waar zijn vader kleermaker was. Na enkele jaren studie aan de universiteit van Parijs, waar hij onder de indruk van de Reformatie gekomen was, keerde hij naar Orbe terug. Prompt maakte hij toen het onstuimige optreden van de reformator Willem Farel mee. Deze probeerde mensen voor de Reformatie te winnen, maar riep felle weerstand op. Volgens een document uit die tijd werd hij uitgemaakt voor „hond, schoft, ketter, duivel”, en dreigde men met hem op de vuist te gaan. Toen Farel de plaats verliet, had hij slechts een handjevol mensen voor de zaak van de Reformatie gewonnen.
Maar voor zijn vertrek deed Farel een meesterlijke zet door de toen 20-jarige Viret te pressen de evangelische prediking voort te zetten. Het was echt een geval van pressie, want Viret achtte zichzelf daar te vreesachtig en te gering voor. Maar Farel zette door. En direct werd Viret in het diepe gegooid. Toen hij in het naburige Grandson preekte, liep het lelijk uit de hand: klokken werden geluid, spreekkoren aangeheven, er was hinderlijk gemompel tijdens de preek, men trok gekke bekken, er werd met deuren geslagen en zowel de predikanten als hun toehoorders werden uitgejouwd. Ook onder de aanhangers van de Reformatie bevonden zich heethoofden. Zo was er iemand die zich erop beroemde op één dag niet minder dan 26 misaltaren te hebben omvergegooid. Dat werkte uiteraard als olie op het vuur. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat een waarnemer van elders zijn thuisfront als volgt informeerde: „De predikanten hebben gezichten alsof ze met katten gevochten hebben, en men heeft de noodklok tegen ze geluid als om een wolvenjacht te organiseren.” Van Farel zijn is bekend dat hij nietsontziend optrad. Niet voor niets hebben verschillende andere reformatoren hem ettelijke keren aangespoord zich alsjeblieft te matigen.
Of de 20-jarige Viret zo gelukkig was met al dat tumult? Hij neemt ons bepaald voor hem in als hij later terugkijkt op deze tijd en dan aangeeft wat hem meest dankbaar stemde. Namelijk dat toen ook zijn eigen ouders zich bij de Reformatie hadden aangesloten. „Als de goede God mijn predikantschap alleen daarvoor gebruikt had dan was mijn dankbaarheid al volmaakt omdat Hij mij die grote eer gegund had.”
Vanwege de onrust kon hij niet lang in Orbe blijven. Hij leidde een rondtrekkend bestaan. Overal in het Franssprekende gebied van Zwitserland was hij te vinden. En het was altijd oppassen geblazen. Een keer werd hij op een eenzame weg opgewacht door een tegenstander die hem probeerde te doden. En in Genève is via gif in de soep gepoogd in één keer de drie leidende personen van de Reformatie uit de weg te ruimen. Farel had toen bedankt voor die soep. Een andere predikant zou er net aan beginnen toen hij bericht kreeg dat zijn vrouw en kinderen in de stad waren aangekomen, dus was hij terstond van tafel opgesprongen. Alleen Viret proefde ervan, overleefde ternauwernood, maar zijn gezondheid was levenslang geknakt en hij kampte voortdurend met maagproblemen.
Vervolgingen waren toen vrij algemeen. Een groep die extreem te lijden had waren de waldenzen. Al eeuwen werden zij zwaar vervolgd. Toen zij zich in de 16e eeuw aansloten bij Calvijn en de zijnen werd het nog erger. Geschat wordt dat vanaf 1540 in vijf jaar tijd 2700 waldenzen werden gedood en 900 anderen op galeischepen zijn geplaatst. In een gezamenlijke publicatie probeerden Viret en Calvijn hen te steunen. Calvijn drong er dan sterk op aan het niet op een akkoordje met de Kerk van Rome te gooien.
Bij Viret valt een toon van warm meeleven op. Hij schreef: „Wij mogen delen in de kruisiging van Christus en in zijn lijden.” En Christus, vervolgde hij, kan niet „een weg volgen en Zijn volgelingen een andere.” De Bijbel reikt de theorie aan, „maar wij worden eerst goede theologen als wij deze theologie van de Heilige Schrift in praktijk brengen”, en dat gebeurt niet zonder „geoefend te worden door allerlei beproevingen.” Maar die beproevingen bezorgen gelovigen ook angst. „Het is onmogelijk dat iemand zich niet verschrikkelijk in het nauw gedreven voelt.” Ook een legerkapitein voelt angst als de strijd begint, „ja, hij zou terecht voor onbezonnen en dwaas mogen doorgaan als hij dit niet was.” En waar Calvijn opriep om desnoods Frankrijk te verlaten om in vrije gebieden zoals Genève uiting aan het geloof te geven, plaatste Viret de nuchtere opmerking dat de vrije steden bij elkaar niet de ruimte hebben om alle benarde gelovigen uit Frankrijk op te nemen.
In dezelfde publicatie keerde Viret zich ook scherp tegen machthebbers die gelovigen lieten lijden. „Wat zijn de tirannen, koningen, prinsen en heren die de waarheid vervolgen anders dan slagers, beulen, pages en lakeien van Satan?” en: „Satan mest zijn varkens en stieren zwaar en vet om ze naderhand naar de slagerij te voeren voor zijn keuken en daar moeten zij hun vet weer afgeven.” Hij liet zich echter ook kritisch uit over het stadsbestuur van het protestantse Bern, dat de macht had over Lausanne waar hij toen werkte. In 1541 protesteerde Viret ertegen dat Bern kerkelijke bezittingen van Lausanne voor eigen doeleinden te gelde maakte. Op den duur hoopten de spanningen zich op en werd Viret uit Lausanne verbannen.
Viret vertrok naar Genève en werkte daar ruim twee jaar als predikant. Met Calvijn was hij goed bevriend. Toch kwam hun relatie onder druk te staan. Viret hoopte in Genève de leiding te krijgen van de nieuw opgerichte Academie, maar Calvijn gaf de voorkeur aan een geleerde die met kop en schouders boven zijn tijdgenoten uitstak: Theodorus Beza. Viret had het daar moeilijk mee en nam in 1561 een beroep aan naar het Zuid-Franse Nîmes. Een rol speelde ook verslechtering van zijn gezondheid, waarin verandering van lucht uitkomst kon brengen.
Naar eigen zeggen kwam hij in Nîmes zo broos als een skelet aan. Hij heeft daar gepreekt voor een gehoor van 8000 personen. Korte tijd later brak de burgeroorlog uit. Op zijn reis door het zuiden bevrijdde hij nog een jezuïet die in handen van hugenoten was gevallen. De jezuïet was een beruchte vervolger van protestanten. Maar Viret omarmde hem en zei tegen de hugenoten: „Wreekt uzelf niet, mijn geliefden; aan God alleen komt het oefenen van gerechtigheid toe.”
Jaren werkte hij nog in Lyon. Daar heeft hij leidinggegeven aan de vierde nationale synode. Maar ook uit die plaats werd hij verbannen. Hij trok nog verder naar het zuiden en werkte onder andere in Pau. Daar is hij in 1571 gestorven. Waar zich zijn graf bevindt, is niet bekend. Beza getuigde van hem dat Calvijn geleerder en Farel met meer kracht gesproken mocht hebben, maar dat Viret het meest aangenaam was, als betrof het pure honing.
Harde werker
Mensen als Viret werkten hard. Neem alleen zijn boeken. Vanaf 1541 kwam er een lange reeks boeken van de pers. De lijst telt meer dan vijftig verschillende titels, vele met honderden bladzijden. En dan zijn er nog de herdrukken en vertalingen. Overigens publiceerde hij bij voorkeur in het Frans, vooral voor gelovigen die goed geïnformeerd wilden zijn. En hij deed dit op een populaire wijze, bijvoorbeeld in gespreksvorm. Zijn stijl valt op door soepelheid.
Disputatie in Lausanne
Een prestatie van de bovenste rang leverde Viret tijdens de disputatie van Lausanne. Deze had plaats van 1 tot 8 oktober 1536. Samen met Farel leidde hij de discussies. Het protestantse Bern had de macht gekregen over het Franssprekende gedeelte van Zwitserland (Pays de Vaud). En het was zaak om de vele honderden priesters bereid te vinden voortaan in protestantse zin hun werk te verrichten. Daartoe riep Bern die disputatie bijeen. De toen 25-jarige Viret gaf naast Farel de meeste, veelal uitgebreide toelichtingen bij de discussiepunten. Hij deed dit op een rustige en aangename toon. Een teleurstelling was het dat de priesters zich niet voor het protestantisme lieten winnen.
Na het echec van de disputatie van Lausanne stond het driemanschap Farel, Viret en Calvijn ervoor om de protestantse kerken buiten de kerk van Rome als van de grond af op te bouwen. Zij kwamen met een geloofsbelijdenis, wijkindelingen, een vernieuwde liturgie en met een opleidingsinstituut voor nieuwe predikanten (de School van Lausanne), waarvan Viret de eerste hoogleraar werd.