Docent Kees Kramp: Muziek versiert het leven
Wat is er mooier dan het werkzame leven af te sluiten met de uitvoering van een Bachcantate? Het werd Kees Kramp gegund. Na er 37 jaar muziekles te hebben gegeven, trok hij gisteren de deur van de Driestar in Gouda achter zich dicht.
Kramp (63) dirigeerde in de Goudse Sint-Janskerk ”Sie werden aus Saba alle kommen”, BWV 65. Onder de zangers waren studenten, collega’s, kennissen en kinderen van de docent.
Twee keer per jaar organiseert hogeschool Driestar Educatief een cantatedienst waarbij een muziekleraar de leiding heeft. Gisteren was het Kramps beurt. Voor zijn afscheid koos hij een werk dat binnen het kerkelijk jaar past. „Bach voerde deze cantate op 6 januari 1724 voor het eerst uit.”
De compositie ligt de docent na aan het hart. „De tekst is ontleend aan Jesaja 60 en verwijst naar de wijzen uit het Oosten. De centrale gedachte in deze cantate is dat overal mensen vandaan zullen komen om Christus te aanbidden en Hem met hun gaven te eren. Bach beeldt dit in het openingskoor uit door zangers na elkaar te laten inzetten. In het slotkoraal loven allen unisono de Heere. Met die lof wil ik mijn werk afsluiten.”
De docent genoot tot de laatste les van zijn vak, van het werken met studenten. Toch stopt hij. „Ik ben naar het afscheid toegegroeid. Muziek geven is fysiek en mentaal een intensieve bezigheid. Het ging mij de laatste jaren meer moeite kosten om voor honderd procent betrokken te blijven.”
Kramp maakt als zeventienjarige kennis met Gouda. „Daar ben ik begonnen.” Hij wijst vanuit het muzieklokaal naar een flatgebouw, het internaat, zo’n 100 meter verderop. „Ik kwam vanuit Kampen naar de door P. Kuijt opgezette kweekschool en ging in het internaat wonen.”
Het is de tijd dat Kramps belangstelling voor muziek ontstaat. „Ik maakte via de radio en lp’s kennis met blokfluitist Frans Brüggen en anderen binnen de oudemuziekbeweging. Op school moest ik blokfluit leren spelen en ik kreeg de smaak te pakken. Dat was niet doorsnee voor jongens van mijn leeftijd. Als medestudenten in hun kamer zaten te leren, studeerde ik in het gebouw van de kweekschool op mijn blokfluit. Muziek maken was mijn ding. Dat ik de kweekschool haalde, was niet te danken aan de ruime aandacht die ik andere vakken gaf.”
Veel mensen zien de blokfluit niet als een volwaardig instrument. Voor het serieuze werk zou je je op een ander instrument moeten richten. Kramp deed dit niet. „De blokfluit raakte een snaar, de klank fascineerde me. Ik ken weinig instrumenten waarop je zo gearticuleerd kunt spelen en zo direct een toon kunt maken. En er is voldoende virtuoos repertoire voorhanden om een leven lang vooruit te kunnen.”
Na zijn militaire dienst gaat Kramp als „manusje van alles” op een mavo in Rotterdam aan de slag. Hij geeft er de vakken muziek, rekenen, maatschappijleer en godsdienst. Ruim twee jaar later keert hij terug naar de Driestar. „Toen ik in Gouda op de mavo en de havo muziek ging geven, ben ik tegelijkertijd op het Utrechts conservatorium de hoofdvakken schoolmuziek en blokfluit gaan doen. Ik werd toegelaten tot de blokfluitstudie zonder ooit les van een privédocent te hebben gehad. Dit betekende wel dat ik het nodige moest afleren.”
Kramp stapt midden jaren zeventig over naar de ok, de opleiding voor kleuterleidsters. Nadat in 1985 de ok en de pa in de pabo opgaan, geeft hij les aan toekomstige basisschoolleerkrachten.
Na de vraag wat muziek met Kramp zelf doet, blijft het even stil. „Muziek is net als taal en schilderkunst een kunstvorm die mij kan ontroeren en mijn diepste gevoelens kan raken. Muziek past bij de goede én bij de verdrietige kanten van het leven. Denk alleen maar aan de psalmen die David schreef. Muziek maakt de diepte dieper en vergroot de vreugde. Tijdens het musiceren gebruik je adem, vingers, in feite het hele lijf én de geest. En muziek maken met anderen biedt veel voldoening.”
Kramp sluit zinsneden soms af met „Denk ik” en „Geloof ik”, maar als het verwaarlozen van muziek aan de orde komt, is er van aarzeling geen sprake meer. „Regelmatig hoor ik van studenten dat leerkrachten bij wie ze stage lopen weinig of niets aan muziek doen. En in de politiek is het al niet anders. Als we moeten bezuinigen, beginnen we maar met de kunsten, menen politici. De sufferds! Dat vak hoort thuis in school. Het is goed toeven op een basisschool waar kinderen met elkaar psalmen, gezangen en liederen zingen. Muziek versiert het leven en draagt bij aan de emotionele en sociale vorming. Niet voor niets kwam muziek voor Luther direct na de theologie.”
Kramp probeerde zijn studenten de afgelopen jaren de nodige muzikale bagage mee te geven. In de begintijd was dat gemakkelijker dan tegenwoordig, omdat het aantal lesuren muziek fors is teruggelopen. „In het eerste leerjaar zitten veertien en in het tweede lesjaar tien contacturen muziek. Toen ik op de kweekschool zat, kreeg ik daarentegen jaarlijks zo’n zestig uur muziekles. Gelukkig moeten studenten van het eerste en het tweede studiejaar nog altijd aan het pabokoor deelnemen. Dit koor is een verworvenheid van de laatste twintig jaar. Koorzang werkt vormend en compenseert voor een gedeelte het afgenomen aantal lessen.”
De drastische vermindering van de lesuren heeft gevolgen. „Muziek krijg je niet in korte tijd goed onder de knie. Die vaardigheid moet groeien. Gelukkig bespelen meer studenten tegenwoordig een instrument. Maar degenen die blanco naar de pabo komen, hebben het moeilijker gekregen. Ze moeten zichzelf blokfluit leren spelen of met één vinger een lied op de piano kunnen begeleiden. De tijd ontbreekt mij om voldoende aandacht aan ritme en maat te besteden. Dat wreekt zich. Het komt helaas regelmatig voor dat op de basisschool een lied verkeerd wordt aangeleerd.”
Kramp ziet wel een mogelijkheid om het niveau op te krikken. „Trek een vakleerkracht aan die als specialist de kar voor de hele basisschool kan trekken. Of zorg voor een specialist in de onderbouw en een specialist in de bovenbouw. Hij kan dan een groot aantal van de muzieklessen voor zijn rekening nemen én de vaste leerkrachten van de verschillende groepen op het goede spoor zetten.”
Vakinhoudelijk schort er dus het nodige aan, maar Kramp wil niet in mineur afsluiten. „Het is niet alles kommer en kwel. De vaardigheid van studenten om met een groep te werken is er in vergelijking met vroeger duidelijk op vooruit gegaan. Verder hebben we een tegenwoordig ”Meer met muziek” voor de basisschool. Het gebruik van deze methode garandeert regelmaat en biedt een planmatige opzet waarbij alle aspecten van de muzikale vorming aan bod komen, waaronder het luisteren naar allerlei composities. Dat is waardevol, omdat kinderen op die leeftijd nog onbevangen zijn.”
Een leven zonder pabostudenten zal wennen zijn, erkent Kramp, maar hij ziet de toekomst vol vertrouwen tegemoet. „Ik ga vaker blokfluiten, meer met mijn vrouw ondernemen en als kerkenraadslid van de hervormde gemeente blijft er voldoende te doen. Een cursus voor gepensioneerden volgen is dus niet aan de orde.”