Vier vragen over de Cito-toets
ARNHEM (ANP) – Tienduizenden leerlingen van groep acht op ongeveer 6200 basisscholen doen deze week de Cito-toets. De kinderen maken de test op 1, 2 en 3 februari. Enkele feiten op een rij:
Wat is de Cito-toets?
Om leerlingen die naar de middelbare school gaan te helpen het juiste schooltype te kiezen, krijgen zij advies van hun leraar. Daarnaast is ook een onafhankelijk advies verplicht. De meeste basisscholen gebruiken daarvoor de uitslag van de Cito-toets. Maar scholen kunnen ook kiezen voor bijvoorbeeld een intelligentietest. Dit jaar gebruiken ongeveer 6200 scholen de toets van het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito). De toets meet wat een kind in acht jaar basisonderwijs heeft geleerd. Ook geeft de test inzicht in het leertempo, de concentratie, de motivatie en het doorzettingsvermogen van leerlingen. Het kabinet-Rutte wil graag een verplichte eindtoets in het basisonderwijs invoeren.
Hoe ziet de toets eruit?
De Cito-toets heeft dit jaar een verplicht deel met tweehonderd meerkeuzevragen over taal, rekenen en wiskunde, en studievaardigheden. Daarnaast kunnen scholen meedoen met het onderdeel wereldoriëntatie. Kinderen die deze negentig opgaven onder hun neus krijgen, moeten vragen beantwoorden over onder meer geschiedenis. De negentig opgaven tellen niet mee met de totaalscore van de toets, waarop Cito het schooladvies baseert. Het onderwijs in die vakken verschilt namelijk te veel om er een standaard op los te kunnen laten.
Wie maken de Cito-toets?
Ruim 157.000 leerlingen van groep acht van de basisschool doen dit jaar mee met de Cito-toets. Allochtone leerlingen die aan het begin van groep acht vier jaar of korter in Nederland zijn en die de opgaven niet goed kunnen lezen, hoeven de toets niet te maken. Dat geldt ook voor leerlingen die waarschijnlijk naar het (voortgezet) speciaal onderwijs of het praktijkonderwijs gaan.
Hoe lang bestaat de Cito-toets?
Cito begon in 1966 in Amsterdam als de Amsterdamse Schooltoets. Hoogleraar toegepaste psychologie Adriaan de Groot was de grondlegger. Het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito), gevestigd in Arnhem, nam de Amsterdamse Schooltoets, die toen al geheel uit meerkeuzeopgaven bestond, in 1970 over. Het aantal leerlingen dat de test aflegt, groeide snel. Nu laat 85 procent van alle instellingen in het primair onderwijs kinderen deze eindtoets doen.