Opinie

Geheim van het leven ontgaat hersenwetenschapper

Is de mens niet meer dan zijn hersenen?

28 January 2011 14:05Gewijzigd op 14 November 2020 13:29
Ds. G. A. van den Brink. Foto RD
Ds. G. A. van den Brink. Foto RD

„Er zijn ten minste twee gigantische wetenschappelijke vraagstukken van deze eeuw: hoe ontstond het heelal en hoe werken onze hersenen.” Met deze zin begint Dick Swaab (geb. 1944) zijn boek ”Wij zijn ons brein” (uitg. Contact, 2010). Over het tweede vraagstuk raakt hij niet snel uitgeschreven.

De beroemde hersenonderzoeker uit Amsterdam schreef een waanzinnig boek. In een duizelingwekkende stroom van gegevens en anekdotes bespreekt hij de wonderlijke werking van de hersenen. De vorming van de hersenen in de baarmoeder tot de misvorming door alzheimer komen ter sprake. Hij schildert de immense invloed van hormonen, maar ook de verwoestende invloed van drugs. Swaab durfde als eerste in 1988 te beweren dat er verschil is tussen de hersenen van homo’s en hetero’s en kreeg de homo-organisatie COC over zich heen. Swaab wijdt buitengewoon boeiende hoofdstukken aan agressie, autisme, depressie, schizofrenie, hallucinaties. En, niet te vergeten, een verbijsterend hoofdstuk over de schadelijke effecten van sport („een fitrace naar de dood”).

Swaab laat zien dat de mens „uit de aarde aards” is. We zijn stoffelijke wezens, vatbaar voor beschadigingen. Zeker als onze hersenen beïnvloed worden, zijn de gevolgen ingrijpend. Geen orgaan is zo kwetsbaar als ons brein.

Toch stelt het boek zeer teleur. Voor Swaab is de mens namelijk niet meer dan zijn brein. Er is naar zijn mening geen intelligentie mogelijk zonder hersenen, en bewustzijn is „een puur lichamelijk, chemisch fenomeen.” Hij concludeert vervolgens dat er geen leven is na de dood, dat God niet bestaat, godsdienst slechts een evolutionair overlevingsmechanisme is en dat religieuze ervaringen bijproducten zijn van verstoringen in de hersenen. De vrije wil is „een plezierige illusie.” Moreel gedrag dient uiteindelijk slechts om de samenwerking in een sociaal levende groep te bevorderen. In één woord: Swaab is materialist. Hij gelooft in predestinatie, niet door Gods eeuwig besluit, maar door het dictaat van de hersenen. Daarom noemt hij zichzelf een “neurocalvinist”.

Swaab heeft diep respect voor de ingenieuze bouw van de hersenen. Het respect voor het menselijke leven is hij echter kwijtgeraakt. De mens „is als de dood voor de dood”, maar dat wil Swaab graag veranderen. Een „uitburgeringscursus” wordt wat hem betreft „doodgewoon.” Het leven beschouwt hij als „een seksueel overdraagbare terminale ziekte die altijd eindigt met de dood.”

Intens debat

Er bleef bij mij na het lezen van dit boek een vraag over: hoe is het toch mogelijk dat een zo geleerde en erudiete man zo’n vooringenomen boek kan schrijven? Wellicht kan een antwoord in de volgende richting worden gezocht.

Het valt op dat Swaab put uit een enorm reservoir van kennis, maar toch volstrekt niet is ingevoerd in de filosofische discussies over moraal, vrije wil en religieuze ervaringen. Hij heeft veel gelezen van collega-wetenschappers, maar praktisch niet van filosofen. Albert Einstein zei het al: „The man of science is a poor philosopher.” Dat geldt zeker voor Swaab.

De vraag of bewustzijn een chemisch fenomeen is, is de inzet van een intens en veelomvattend filosofisch debat. Christelijke filosofen als Alvin Plantinga en Richard Swinburne hebben fundamentele argumenten aangevoerd tegen het materialisme. Als Swaab daarvan kennis had genomen, zou hij weten dat levensbeschouwelijke vraagstukken niet zuiver op grond van meetbare gegevens kunnen worden beslist. Er zijn overigens ook atheïstische filosofen, zoals David Chalmers, die op filosofische gronden het harde materialisme van Swaab de grond in boren.

Trouwens, Swaabs materialisme wordt al weerlegd door wat hijzelf naar voren brengt. Hij onderstreept dat het menselijke denken plaatsvindt met behulp van een fysiek instrument, de hersenen. Akkoord. De fysieke eigenschappen van de hersenen bepalen de reikwijdte van het menselijke denkvermogen: ook mee eens. Toch erkent Swaab (terecht) dat het strafrecht niet van toepassing is op mensen met een hersenziekte. Blijkbaar zijn niet mijn hersenen verantwoordelijk voor mijn daden, maar mijn ”ik”. Ons ”ik” kan en mag daarom niet tot enkel hersenwerking worden gereduceerd. Dat wij voor sommige gedragingen wel verantwoordelijk zijn maar voor andere niet, wordt bepaald door onze intenties, motieven, redenen en argumenten. Dit zijn echter geen fysieke eigenschappen van de hersenen, maar mentale karakteristieken van ons ”ik”.

Swaab geeft voorbeelden van mensen die door medicijnen of hersenbeschadigingen onbedwingbare seksuele neigingen vertonen. Toch is het goed mogelijk dat deze mensen er desondanks van overtuigd blijven dat overspel, ontucht en pornografie moreel verwerpelijk zijn. Hun ”ik” distantieert zich blijkbaar van het door de hersenen afgedwongen gedrag.

Dovemansbrein

Een huisarts gaf in het artsenblad Medisch Contact zijn bezwaren tegen Swaab als volgt weer. „Wat vindt Swaabs brein ervan dat mijn brein het niet met hem eens is? Is mijn brein minder goed? Wie zegt dat? Swaabs brein? En moet mijn brein zich daar iets van aantrekken? Dat kan mijn brein volgens Swaab eigenlijk niet meer. Dan is zijn boodschap dus aan dovemansbrein gericht.” Gelijk hebben of ongelijk is een kwestie van argumenten en redenen, niet van hersencellen tellen.

De vele wetenschappelijke resultaten die het hersenonderzoek heeft geboekt zijn indrukwekkend. De gedachte dat wij inderdaad niet meer zijn dan ons brein, dringt zich gemakkelijk op. Toch is het een bizarre gedachte. Menselijk leven is geen onvoorzien bijproduct van chemische processen. Wie de mens als slechts een complexe machine ziet, berooft de mens van zijn ”ik” en daarmee van zijn grandeur, zijn waarde, zijn ziel.

Wat het menselijke leven dan wel is, blijft wetenschappelijk en filosofisch een geheim. Een kostbaar, waardevol geheim. De vraag „Wat is de mens?” leefde al voor de dichter David toen hij 3000 jaar geleden Psalm 8 dichtte. Een sluitend antwoord vond hij niet. Wel de verwondering dat God de mens kent en hem opzoekt. De christelijke filosoof Nicholas Wolterstorff bracht het zo onder woorden: „Ik ken het antwoord niet maar ik leef de vraag in geloof.” Tegen die wijsheid kan Swaab niet op.

Ds. G. A. van den Brink, hersteld hervormd predikant te Kralingseveer. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl


Verder lezen over dit onderwerp:

  • A. van den Belt, Filosofie van het menselijk handelen (Assen: Van Gorcum 1982).

  • Interview met Swaab op 7 oktober 2010,

  • Leon de Bruin, ‘Fysicalisme en het probleem van mentale causaliteit’, Radix 32-1 (2006), 1-23.

  • William Lane Craig & J.P Moreland, Philosophical Foundations for a Christian Worldview (Downers Grove: IVP Publications 2003), 228-303.

  • Alvin Plantinga, Naturalism Defeated.

  • De website van David Chalmers.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer