De zesde olifant
Het boekje ”Vijf olifanten in een porseleinkast” van Willem J. Ouweneel gaat over twistappels binnen de christenheid: de schepping, homoseksualiteit, de vrouw, de Geest en de doop. Geschilpunten die vooral de evangelische beweging en veel minder de gereformeerde gezindte beroeren.
Het boek is beslist lezenswaardig. Niet alleen omdat het steeds een verwoording geeft van het conservatieve en het progressieve standpunt, maar ook vanwege de evaluatieve hoofdstukken waarin Ouweneel op zijn manier naar de verbinding zoekt.
Mammoet
Vijf olifanten in een porseleinkast. Laten we er voor het gemak toch maar van uitgaan dat ze ook een bedreiging vormen voor het reformatorische volksdeel. Je hoeft tenslotte niet helderziend te zijn om ook daar een beginnende verbrokkeling rond genoemde thema’s te ontwaren. En laten we de gezindte maar oneerbiedig aanduiden als porseleinkast: gevuld met kostbaarheden, maar wel kwetsbaar.
Recent is er een nieuw olifantje geboren. Na een lange zwangerschap kwam het eind 2010 ter wereld. Het heeft niet de tijd gehad om klein te blijven. Nog voor zijn geboorte was het uitgegroeid tot een mammoet. De gigantische voor- en tegenpoten vormen een bedreiging voor de porseleinkast.
Wat beweegt de voorstanders van de HSV? Ze vinden dat de taal van de Bijbel moet overeenstemmen met de taal van vandaag. Taal mag geen belemmering vormen voor het verstaan van Gods Woord. Ze zijn bang dat mensen afhaken, omdat ze niet meer begrijpen wat er staat. Ze zien dat jongeren al eerder grepen naar de NBV of Het Boek, vertalingen en parafrases die wel erg vrij zijn en in theologisch opzicht onbetrouwbaar. Ze willen de Statenvertaling bewaren voor het nageslacht. Want ze erkennen dat het een zeer betrouwbare vertaling is, die velen tot zegen geweest is in de geschiedenis van ons land. Juist om de Statenvertaling te bewaren, willen ze haar herzien, zodat zij opnieuw leesbaar en verstaanbaar wordt. Want ze zijn bewogen met het lot van hun onbekeerde medemens, ze hebben zijn heil op het oog.
Kanttekeningen
Wat beweegt de tegenstanders? Ze geloven dat de Statenvertaling door de Heere Zelf aan ons land geschonken is. Ze weten dat deze internationaal geroemd wordt omdat de vertalers de grondtaal nauwgezet hebben weergegeven in het Nederlands van de zeventiende eeuw.
Ze horen de geluiden dat jongeren de 17e-eeuwse taal niet meer verstaan. Tegelijk zien ze dat jongeren wel inspanningen verrichten om zich bijvoorbeeld computertaal eigen te maken. Ze vinden de herziening ook veel te ver gaan. Deze is niet beperkt gebleven tot taalkundige aanpassingen; er zijn ook vertaalkeuzes gemaakt, met wellicht theologische consequenties.
Ze zijn zich ervan bewust dat Gods Woord door een natuurlijk mens nooit verstaan zal worden, dat er altijd uitleggers, gezanten Gods, nodig zijn. Bij hen leeft de vrees dat een nieuwe vertaling tot verlies leidt, verlies van de kanttekeningen en van de verstaanbaarheid van ”oude schrijvers”. Ze zijn bang voor vernieuwingen als zodanig. Want waar zal het einde zijn? Ze wijzen op de geschiedenis van kerken die ons voorgingen op de weg naar oppervlakkigheid en wereldgelijkvormigheid.
Refoporselein
Twee forse poten; ertussen het porselein van gereformeerd Nederland. Porselein? Enerzijds gaat het vergelijk niet op: God houdt Zijn Kerk in stand, wat er ook gebeurt. Zij is Zijn oogappel. De spannende vraag is dan of de gezindte gelijk is aan de Kerk met hoofdletter, of dat het om twee verschillende werelden gaat, die elkaar niet meer verstaan.
Daarom ook een anderzijds. De stelling is verdedigbaar dat de kring steeds kwetsbaarder wordt. Gekwetst door aanvallen van buitenaf en van binnenuit, kruipt hij in zijn schulp en legt hij steeds meer accent op uiterlijkheden en traditie. Niets mis mee natuurlijk, zolang het niet ten koste gaat van de kern: een rijke Christus voor een arme zondaar.
Voor- en tegenpoten hebben veel gemeen: beide belijden dat Gods Woord van levensbelang is op reis naar de eeuwigheid. Er is gemeenschappelijke betrokkenheid op het behoud van zondaren. Waarom komen ze dan niet bij elkaar? Hoe heeft die olifant zo kunnen groeien? Waarom tolereren we dat hij het refoporselein verwoest?
Het is nodig dat voor- en tegenstanders met elkaar in gesprek gaan. Kerkelijke leiders moeten het voortouw nemen. Laat ze beginnen voor Gods aangezicht, Hem smekend om leiding en wijsheid. Daarna moet vastgelegd worden wat samenbindt: het Evangelie van vrije genade als de enige weg tot de zaligheid. Vervolgens moeten alle geschil- en kritiekpunten uitvoerig besproken worden. Waarbij voor- en tegenstanders respectvol naar elkaar luisteren, elkaars argumenten wegen en zoeken naar een gemeenschappelijke uitweg. Als die niet te vinden is? Dan opnieuw de weg van het gebed gegaan. Om vervolgens het gesprek te hervatten. Net zo lang tot de olifant verschrompeld is. Want deze olifant wordt door de wereld niet begrepen en door de duivel aangegrepen. Daar mogen we Gods eer en elkaars zielenheil niet voor overhebben.