Jurist: Eind aan verjaring heeft keerzijde
UTRECHT – Afschaffing van de verjaringstermijn van misdrijven heeft ook een keerzijde, stellen hoogleraren strafrecht Ybu Buruma (Radboud Universiteit Nijmegen) en Taru Spronken (Universiteit Maastricht).
Minister Opstelten maakte gisteren bekend dat als het aan het kabinet ligt ernstige zedenmisdrijven met kinderen en misdrijven waarop een celstraf van minimaal twaalf jaar staat in de toekomst niet meer kunnen verjaren.
Volgens Buruma is de verjaringstermijn van misdrijven een manier om te zorgen dat vervolging nuttig blijft. Het nut verdwijnt volgens hem echter na verloop van tijd bij kleine misdrijven, terwijl ernstigere delicten blijvende pijn veroorzaken bij slachtoffers of nabestaanden. Spronken wijst erop dat verjaringstermijnen burgers beschermen tegen vervolgingen die niet meer nuttig zijn.
Het kan zijn dat een late vervolging meer pijn terughaalt voor slachtoffers, aldus Buruma. Volgens Spronken wordt het ook steeds moeilijker een verdachte een eerlijk proces te geven. Door het verstrijken van de tijd is vaak niet voldoende bewijs meer te vinden. Getuigenverklaringen zijn bijvoorbeeld minder betrouwbaar en veel sporen zijn verdwenen. „Je kunt je verder afvragen wat je eraan hebt om iemand van zeventig nog te vervolgen voor iets wat hij op zijn achttiende heeft gedaan”, aldus Spronken.
Aan de andere kant erkent de Maastrichtse jurist dat sommige misdrijven zo ernstig zijn dat het niet wenselijk is dat die verjaren. „Dat gold bijvoorbeeld al lange tijd voor genocide en andere misdrijven tegen de mensheid.” Nog niet zo lang geleden kwamen daar de delicten bij waarop levenslang als maximale straf staat, zoals moord en doodslag. „De grens schuift op: de maatschappij vindt nu dat strenger opgetreden moet worden tegen mensen die misdrijven plegen.”
Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) heeft zijn voorstel gisteren naar belanghebbende instanties gestuurd, zoals het openbaar ministerie en de Nederlandse Orde van Advocaten.