Spiegeltjes
Mensen doen elkaar na. Ook al merken we het niet, de hele dag door zijn we ermee bezig. Neem twee gezellig pratende mensen: ze nemen vaak dezelfde houding aan. Legt de een zijn arm over de leuning, dan volgt de ander vaak ook. Gaat de een gapen, dan krijgt de ander automatisch een geeuwkriebel.
Dat na-apen zit in onze natuur en zorgt ervoor dat we veel leren. Neem alleen al de hele spraakontwikkeling die begint met nabrabbelen. Dat nadoen begint al in de babytijd. Als je goed oogcontact hebt met een baby en jij steekt je tong uit, dan probeert hij dat even later ook. Misschien wat onbeholpen, maar toch… Geef hem even tijd en het wordt al snel een leuk beurtspelletje.
Goed beschouwd is het best apart dat een baby dat kan: iemand anders nadoen. Want een baby heeft nog nooit in de spiegel gekeken om te zien dat de tong tussen zijn lippen naar buiten kan. En toch doet hij het na… Hoe kan dat?
Na-apen heeft alles te maken met zogenaamde spiegelneuronen. Vijftien jaar geleden ontdekte Giacomo Rizolatti deze neuronen min of meer toevallig bij apen. Hij wilde namelijk onderzoeken welke signalen de hersenen doorgegeven voordat apen iets gaan doen, bijvoorbeeld een appel of pinda pakken en opeten. Terwijl de eeg-apparatuur was aangesloten, ging de onderzoeker eerst voordoen wat er werd verwacht. Tot grote verbazing van de onderzoekers veroorzaakte het waarnemen van een handeling precies dezelfde hersenactiviteit als het uitvoeren hiervan. Terwijl de aap alleen maar stilletjes toekeek en zelf nog niets deed, gebeurde het al wel in zijn hersenen.
Dat was een belangrijke ontdekking, zeker toen bleek dat ook mensen deze neuronen hebben. Kennelijk wordt het zien van een activiteit in de hersenen gespiegeld: bij het kijken naar wat anderen doen, wordt de activiteit automatisch in het brein nagebootst. Of het zien daadwerkelijk leidt tot een handeling bepaalt het blokkeringssysteem. Laat dit de actie toe, dan zie je bijvoorbeeld iemand meespelen met zijn vingers terwijl een ander op de piano speelt. Bij gevaar maakt iemand bijvoorbeeld een beweging die de ander zou moeten maken.
Spiegelneuronen hebben een sociale functie. Ze zorgen ervoor dat mensen dichter bij elkaar komen en hun band sterker wordt. Doordat hersenen nadoen wat je ziet bij de ander, voel je jezelf een beetje zoals degene die in tranen is of die juist vrolijk kijkt. Die nabootsing wordt niet aangestuurd door je wil, maar gebeurt automatisch. Je beeldt jezelf in hoe het is om zoiets mee te maken. Het spiegelen van pijn kan zó goed werken dat je daadwerkelijk pijn voelt en echte pijnsignalen krijgt.
Spiegelneuronen imiteren de ander en zorgen ervoor dat je met de ander meebeweegt. Dat is letterlijk zo als je op dezelfde manier gaat kijken of gaat zitten als je gesprekspartner. Spiegelneuronen maken het gemakkelijker om iemands lichaamstaal te begrijpen en om jezelf in de ander te verplaatsen. Dankzij die ingebouwde spiegeltjes kan iemand meeleven en empathie ontwikkelen.
Als de spiegelneuronen echter niet goed functioneren of de hoeveelheid gering is, kun je niet goed inschatten wat die ander voelt. Je begrijpt het gedrag van de ander niet omdat het niet in je hersenen nagebootst wordt. Je kijkt de ander liever niet te veel aan, om niet nog meer onbegrepen signalen binnen te laten komen.
Terug naar de baby die zijn tong uitsteekt. Dit terugdoen is mogelijk dankzij de spiegelneuronen. Zijn hersenen doen de beweging van mama na. Het stapje om het ook daadwerkelijk na te doen is niet groot. Voorwaarde is wel dat moeder even blijft wachten, want het is wel hard werken en zoeken voor een baby. Als het nadoen lukt, tovert dat een blijde lach op het gezicht van moeder. Waarschijnlijk zonder dat ze het weet, activeert moeder de spiegelneuronen die de communicatie bevorderen. Want omdat moeder zo enthousiast reageert, wordt het leuk om haar de volgende keer weer na te doen.
De auteur is psychologe en moeder van een zoon van 12 jaar en twee dochters van 17 en van 18. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl