De grenzen van de voedselproductie
De hoge voedselprijzen waren vorige week mede de oorzaak van de rellen in Tunesië. De VN-Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) beweert dat voedsel nooit eerder zo duur was als nu. Volgens dr. Niek Koning waren de prijzen vanuit historisch perspectief echter nooit eerder zo laag. Toch is ook hij niet optimistisch.
„We zitten aan de bovenkant van een schommeling”, vermoedt de agrarisch econoom aan de Wageningen Universiteit.
Hij wil geen ruzie met de FAO. Het verschil zit vooral in de meetmethode. „De FAO rekent ook suiker mee, maar dat is niet echt een primair goed. Bovendien gaat de FAO-voedselprijsindex slechts terug tot 1990. Dan vergeet je dat voedsel tijdens de oliecrisis in de jaren 70 veel duurder was dan nu, evenals aan het begin van de twintigste eeuw. Maar ik besef dat een arme sloeber weinig aan dat soort beschouwingen heeft.”
Koning is het ermee eens dat de voedselproductie wereldwijd onder druk staat, wat de prijs opdrijft. „Op alle punten lopen we tegen de grenzen aan. Daarom ben ik er niet zeker van dat we de overvloed van de twintigste eeuw vasthouden.”
Koning let vooral op drie zaken. „Eerst de landbouwgrond. In Brazilië, de Democratische Republiek Congo en Zuid-Sudan zijn er gebieden van enkele duizenden vierkante kilometers die nog in cultuur kunnen worden gebracht. Maar op wereldschaal is dat niet veel. Bij water zien we hetzelfde. En op het gebied van rasveredeling is de rek er al 25 jaar uit.”
De schaarste zal de komende tijd alleen maar toenemen, denkt Koning. Rond 2050 zijn er immers waarschijnlijk 9 miljard monden te voeden. Bovendien zal men in groeilanden als China en India meer vlees gaan eten, wat veel graan kost. „De FAO schat dat de voedselproductie met 70 procent omhoog moet.”
Minstens zo belangrijk als de bevolkingsgroei is het schaarser worden van fossiele brandstoffen. Dat doet de vraag naar bio-energie toenemen. Koning: „Als we wereldwijd 10 procent van de energie uit landbouwproducten willen, is dat bijna zo veel als de huidige voedselproductie.”
Koning sluit niet uit dat de huidige hoge prijzen zijn beïnvloed door de productie van biobrandstoffen. „Veel boeren zijn daaraan begonnen omdat andere producten te weinig opbrachten. De landbouwprijzen waren dus te laag.”
Op lange termijn vindt Koning het „zeer onverstandig” zich afhankelijk te maken van biobrandstoffen. „Dat is een bedreiging van de voedselzekerheid.”
Koning vindt wel dat de productie per hectare in veel landen nog omhoog kan. „In Zeeland oogst men 10 ton tarwe van een hectare. Ook op minder goede grond in Afrika moet dat 5 ton kunnen zijn, in plaats van de huidige 1 of 2.”
Koning maakte eens een „ruwe berekening” dat het mogelijk moet zijn wereldwijd jaarlijks 36 miljard ton graan te oogsten. Het „technisch potentieel”, noemt hij dat. Dat is ruim vijf keer de huidige 7 miljard ton.
Sowieso moet de productie vanwege vraag- en bevolkingsgroei stijgen naar 12 miljard ton in 2050. Tel daarbij de vereiste biomassa op, dan zitten we op 17 miljard ton. Als elke wereldburger hetzelfde wil eten als de gemiddelde Nederlander, stijgen we door naar 23 miljard. Dat is ruim drie keer zo veel als nu.
Koning: „De afstand van 23 naar 36 miljard ton lijkt groot, maar is in werkelijkheid niet groot genoeg. Boeren streven naar maximale winst. Dat is wat anders dan maximale productie. In afgelegen gebieden is het voor boeren gunstiger om vast te houden aan oudere technieken, omdat die minder kosten. En zo zijn er meer factoren waardoor we in de praktijk ver van het technisch potentieel vandaan blijven.”
Minstens zo urgent is het volgens dr. Koning de huidige schommelingen in de prijzen weg te nemen. „Die remmen de investeringen. Die fluctuaties kun je opvangen door grote buffervoorraden. Maar die zijn afgeschaft. Vanaf Jozef in Egypte weten we dat overheden graanvoorraden moeten aanhouden. Het idee om dat allemaal aan de markt over te laten is een vrij recent inzicht, dat volgens mij niet werkt.”
Punt is dat we als rijke Nederlanders nauwelijks in de gaten hebben dat de voedselprijzen stijgen. „Wij besteden iets meer dan 10 procent van ons inkomen aan eten. En dan is het meeste daarvan nog bestemd voor de verpakking en bediening. De graankosten bedragen nog geen tiende van de broodprijs. Zelfs bij een verdrievoudiging van de voedselprijzen kunnen we nog met het vliegtuig op vakantie. In landen waar men 70 procent aan voedsel uitgeeft –en dan aan het landbouwproduct zelf– ligt dat natuurlijk anders. De grootste klappen vallen dus in arme landen.”