Buitenland

De Arabische ruif leeggegraaid

De Arabische wereld kijkt met argusogen naar de politieke omwenteling in Tunesië. Dat de volksopstand ook naar andere landen overslaat, verwacht prof. Maurits Berger echter niet. „Je hoopt het natuurlijk, maar ik zie het op korte termijn nog niet gebeuren.”

Mr. Richard Donk
21 January 2011 17:01Gewijzigd op 14 November 2020 13:23
Foto RD
Foto RD

Nog niet eerder in de geschiedenis leidde een volksopstand tot het vertrek van een Arabische leider. In Tunesië won de woede het vorige week echter van de angst. De boosheid om de schrijnende werkloosheid, de gierende inflatie en de schaamteloze zelfverrijking van het regime overtrof de diepgewortelde vrees voor de geheime dienst en de bereidheid van de autoriteiten om grof geweld tegen de eigen bevolking in te zetten.

En met succes, want het volksprotest leidde tot niet minder dan het vertrek van dictator Zine al-Abidine Ben Ali, de vorming van een interim-regering en de belofte van spoedige verkiezingen. Hoewel het nieuwe Tunesische kabinet uiterst wankel is en de betogingen nog steeds voortduren, heeft de omwenteling in het Noord-Afrikaanse land nu al een precedent van ongekende weerga in de Arabische wereld geschapen.

Op de vraag of hij van de gebeurtenissen in Tunesië opkijkt, antwoordt prof. Maurits Berger, hoogleraar aan de Universiteit Leiden en verbonden aan het Haagse Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael, zowel bevestigend als ontkennend. „Nee, omdat het wel tijd werd dat er wat gebeurde. Het moest er gewoon een keer van komen. Ja, omdat het op een wel heel onverwacht moment kwam en alles heel snel ging. Je ziet dan toch dat de situatie blijkbaar zo onhoudbaar is geworden dat er maar een klein vonkje nodig is om de boel te laten ontploffen. Gek genoeg is de situatie in een land als Syrië al veel langer onhoudbaar, maar daar gebeurt vooralsnog niets.”

Zijn we in het Westen niet erg naïef geweest door Tunesië vooral als een mooi vakantieland met een gematigd regime te beschouwen, waar een revolutie niet snel aan de orde zou zijn?

„Natuurlijk. Maar dat geldt voor veel meer landen. Europa sluit talloze associatieakkoorden met Arabische staten. Daarin wordt steevast een paragraaf over mensenrechten opgenomen, die even steevast niet wordt gehandhaafd. Wij denken dat we de boel wel rustig kunnen houden door ervoor te zorgen dat het in die landen economisch goed gaat. Dan ontstaat er vanzelf een middenklasse, die voor politieke hervormingen garant staat. En in zekere zin gebeurt dat ook wel. Maar tegelijkertijd behoorde een land als Tunesië tot de top van de Arabische dictaturen.”

Zullen de gebeurtenissen in Tunesië tot vergelijkbare omwentelingen in andere Arabische landen leiden?

„Je hoopt het natuurlijk, maar ik zie het nog niet op korte termijn gebeuren. De Arabische wereld is uiteraard ontzettend geschrokken van wat er in Tunesië is voorgevallen. Er zullen kleine wijzigingen worden doorgevoerd en misschien zal de oppositie iets meer ruimte krijgen, vooral in een land als Egypte.”

De andere Arabische regimes zitten dus nog stevig in het zadel?

„Ze zijn nog redelijk sterk, hoewel dingen ook weer moeilijk te voorspellen zijn. Kijk maar naar Tunesië. Je ziet overigens wel een toenemende mondigheid. Arabische landen hebben doorgaans een enorm grote jonge bevolking. Eigenwijze jongelui die alles van internet kunnen plukken en bij wie steeds meer de gedachte postvat: dit land is niet van een kleine kliek, maar van ons allemaal. Het klassieke scenario waarbij je de macht behoudt door middel van het leger, de geheime dienst en het beheersen van de inkomstenbronnen werkt nog wel, maar begint inmiddels behoorlijk ouderwets te worden.”

En als dat klassieke scenario niet meer werkt?

„Dan hoop je natuurlijk in de eerste plaats dat een omwenteling niet met geweld gepaard gaat. Je houdt je hart vast voor Algerijnse toestanden, waarbij mensen massaal worden uitgemoord. Aan de andere kant weten Arabische bevolkingen nu ook –gesteld dat het in Tunesië niet verder uit de hand loopt– dat zo’n omwenteling goed kan verlopen.”

Hoe groot is in dat opzicht het gevaar dat de radicale islam in het geval van een omwenteling het ontstane machtsvacuüm opvult?

„Dat is inderdaad een van de scenario’s, waar we ons ook terecht zorgen over moeten maken. Aan de andere kant: religie is nu eenmaal een belangrijke factor in de Arabische wereld; daar kun je niet omheen. De islam hoeft ook niet meteen een heel radicale rol in de politiek te spelen. Behalve Iran is er ook Turkije. Daar vind je de politieke islam in een redelijk gematigde vorm.

Je kunt de islamisten niet blindweg negeren. Ze zijn er gewoon. In Algerije is er in de jaren 90 voor gekozen om de fundamentalisten de mond te snoeren. Dat heeft volledig averechts gewerkt.”

Wat moet het Westen met de politieke islam aan?

„Je móét er in elk geval iets mee. Je kunt het apert met hen oneens zijn, maar je kunt hen niet zomaar aan de kant zetten. Wat dat betreft mag het Westen zich wel eens goed achter de oren krabben. Wij hebben nog steeds moeite om een goede manier te vinden om met regimes en krachten in een andere samenleving om te gaan. Het Westen heeft geluk dat de boosheid van de Tunesiërs niet verder dan Tunis is gegaan. Dat wij niet het verwijt krijgen dat wij het Tunesische regime altijd hebben gesteund.”

Amr Mussa, secretaris-generaal van de Arabische Liga, zei deze week dat de Arabische ziel gebroken is door armoede, werkloosheid en recessie. Heeft hij gelijk?

„Als ik kijk naar het verschil tussen de jaren 50 van de vorige eeuw, toen de meeste Arabische staten onafhankelijk werden, en nu, dan hebben ze de armoede van weleer aardig ingehaald en is er sprake van relatieve vooruitgang. De Arabische ziel is vooral gebroken door de manier waarop er met die vooruitgang is omgegaan. In Tunesië, maar ook in landen als Egypte en Syrië, is de ruif leeggegraaid door de heersende elite.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer