De verpleeghuiszorg moet anders
De verpleeghuiszorg moet anders; dat is de centrale stelling van zijn proefschrift dat volgende week verschijnt. Onderzoeker verplegingswetenschap Jan Jukema: „Ik vertel een ander verhaal.”
Dat hij niet de enige is die de ouderenzorg bekritiseert en aanbevelingen doet om deze beter te laten functioneren, realiseert Jukema zich terdege. „Journalisten, Tweede Kamerleden en ex-verzorgenden die een boek schrijven over hun ervaringen doen hetzelfde”, zegt hij. Des te belangrijker vindt hij het om als verplegingswetenschapper zijn stem te laten horen. „Als wij niet meer kritisch reflecteren op de inhoud van ons vak, wie dan nog wel?”
Voor zijn promotieonderzoek bestudeerde Jukema, van huis uit verpleegkundige, stapels literatuur over de vraag wat goede zorg is. Hij observeerde verzorgenden tijdens hun werk, sprak met verpleeghuisbewoners en leidinggevenden. Dat alles resulteerde in een studie waarop hij dinsdag promoveert. „De ouderenzorg moet beter”, stelt Jukema, hoofddocent aan de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle en onderzoeker bij het lectoraat innoveren in de ouderenzorg van dezelfde hogeschool. „Ik ben ervan overtuigd dat het ook kan.”
Veel mensen zeggen: Er moet gewoon geld bij.
„Dat is zeker waar, maar ik ben niet degene die een politiek besluit daarover kan afdwingen. Je kunt niet zeggen: Zolang niemand met geld over de brug komt, laten wij de ouderenzorg maar voor wat hij is. Meer geld en mensen is overigens niet de enige oplossing. Zelfs al zou je in elk verpleeghuis de capaciteit van de zorg verdubbelen, dan nog is dat geen garantie voor kwaliteit.”
Op welk aspect van de verpleeghuiszorg richt uw kritiek zich vooral?
„Het uitgangspunt is vaak: geef de bewoners met een over het algemeen beperkte levensverwachting zo goed mogelijke zorg. In de praktijk betekent dat meestal: zorg ervoor dat deze persoon als fysiek object behouden blijft. Een voorbeeld: iemand is niet meer in staat om zelf te eten. Nou helder, dan is er een programmaatje dat uitrekent welke voedingsstoffen hij dagelijks binnen moet krijgen, en als dat lukt is het goed. Kortom, het doel van de zorg en de handelingen waarmee we dat doel bereiken, liggen vaak al op voorhand vast.”
Waarom spreekt u dat minder aan?
„Omdat we daarmee over het hoofd zien hoe afhankelijk en kwetsbaar een verpleeghuisbewoner is. Draagt onze zorg ertoe bij dat hij of zij als persoon nog tot zijn recht komt; dát zou eigenlijk het criterium moeten zijn. Er valt veel meer te halen uit de huidige ouderenzorg. Vaak zit hem dat in kleine dingen. Neem de persoonlijke verzorging. Ik heb meegemaakt dat een verzorgende om kwart over tien ’s ochtends een bewoner ging wassen en om halfelf zei: Mijn koffiepauze begint nu, een collega neemt het over. Ik vind dat zoiets niet kan. Minimaal kun je zeggen: Meneer, mevrouw, ik heb zo pauze en wil graag even zitten, want ik ben moe. Wat heeft u liever: dat ik eerst even pauzeer en u een halfuur later dan anders ga wassen? Of dat ik nu begin en dat een collega het overneemt?
Ik wil dus uit het discours van lijstjes en rekensommen. Ik zou willen dat een bewoner wordt gezien als een uniek persoon. En dat ook een verzorgende zich zo presenteert.
Veel verzorgenden herkennen zijn betoog, weet Jukema. „Ze praten erover, bijvoorbeeld aan de koffietafel, maar vinden niet altijd de goede termen om hun ongenoegen handen en voeten te geven. En denk ook eens aan familieleden. Ik heb nog nooit een rouwadvertentie gezien waarin het personeel wordt bedankt omdat het zijn werk technisch perfect deed, of omdat de vloer brandschoon was. Beslissend is vaak het liefdevolle van de zorg. Laten we overigens waken voor goedkope kritiek. De verzorgenden zelf vormen evengoed een zwakke groep. Ik ben geschrokken van het gangbare opleidingsniveau, vooral in de Randstad. Kunnen lezen en schrijven is al voldoende, lijkt het wel. Er zijn zeker verzorgenden die het graag anders willen, maar het is wel hun baan, hun inkomensgarantie. Tel de dagelijkse hectiek daarbij op en het gevaar bestaat dat verzorgenden routinematig zorg verlenen die niet afgestemd is op de unieke persoon.”
Hoe ver staat de zorg die u voorstaat af van de dagelijkse praktijk?
„Dat verschilt van huis tot huis. Veelzeggend is de filosofie achter de taakverdeling. Vaak wordt die ingevuld vanuit het perspectief van verzorgenden zelf. Een aardig experiment zou zijn om bewoners ’s avonds zelf hun verzorgenden voor de volgende dag te laten kiezen. Sommige huizen zullen daarvoor openstaan, andere schieten in een kramp en zeggen: Ja, maar dat kan helemaal niet. Of: Straks kiezen alle bewoners voor verzorgende A. Terwijl dat juist heel informatief kan zijn. Ik reik een verhaal aan van goede zorg dat verzorgenden en verpleegkundigen wil inspireren, aanzetten en ondersteunen in het bieden van menswaardige zorg.
Iemand zei me laatst dat de zorg zoals ik die omschrijf vrijwel geheel overeenkomt met de zorg zoals die in hospices wordt gegeven: liefdevol, betrokken, helemaal gericht op de terminale patiënt. Dat vind ik een voltreffer, maar waarom kan het daar wel en in een verpleeghuis niet? Hospicezorg geef je doorgaans voor vijf, hoogstens zes weken; de gemiddelde verblijfsduur in een verpleeghuis is anderhalf jaar. Dat is inderdaad langer, maar dat betekent nog niet dat het verschil in zorg tussen beide instellingen zo groot hoeft te zijn als nu.”