Op Goed Gerucht debatteert over relatie politiek en kerk
DOORN – „Als Wilders de bevolking ertoe oproept de straten schoon te maken en te zuiveren, vind ik het een taak van de predikant om daar iets mee te doen in de kerkdienst.” Dat stelde ds. Bram Grandia, omroeppastor en hoofd van het IKON-pastoraat, vrijdag tijdens de 23e Geruchtdag op Hydepark in Doorn.
De bijeenkomst was georganiseerd door Op Goed Gerucht, een vernieuwingsbeweging van theologen die betrokken zijn bij de Protestantse Kerk en die staat voor ruimte en vrijheid in theologie en verkondiging. Het dagthema, ”Het zwijgen voorbij”, over politiek in de kerk, trok een volle zaal.
Ds. Grandia was in de jaren tachtig van de vorige eeuw predikant van de Keizersgrachtkerk in Amsterdam en zeer betrokken bij de politiek. Hij zette zich in voor vluchtelingen en voor de demonstraties tegen de plaatsing van kruisraketten. De omroeppastor zei dat het schild van de overheid in het beschermen van vreemdelingen steeds meer gaten begint te vertonen. Hij liet zich niet alleen in negatieve zin uit over PVV-leider Wilders, maar ook over de ministers Hillen en Leers. Leers heeft volgens hem „dezelfde demagogische tsunamiverhalen over migranten” als Wilders.
De kerk mag volgens ds. Grandia niet zwijgen over vreemdelingen. „Als Wilders de bevolking ertoe oproept de straten schoon te maken en te zuiveren, vind ik het een taak van de predikant om daar iets mee te doen in de kerkdienst.” Hij stelde dat de kerk zowel moet opkomen voor de bedreigde kopten in Egypte als voor de moslims en de orthodoxe joden in onze samenleving. „Dat te combineren is geen heidens werk maar een christelijk karwei.”
Als onderwerpen waarover de kerken zich zouden kunnen uitspreken, noemde hij de angst voor de opkomst van de islam, duurzaamheid, vrijwillige euthanasie, de positie van uitgeprocedeerde vluchtelingen en exorbitante verrijking.
Doekle Terpstra, oud-voorzitter van vakbond CNV en CDA-prominent, stond er vrijdag heel anders in. Hij vindt dat de kerk geen opgeheven vingertje moet hebben, maar mensen moet aansporen om hun talenten in de maatschappij tot ontwikkeling te brengen. De kerk moet wegblijven van een oordeel over Irak, vindt hij. „Ik geloof niet in een kerk die antwoorden geeft, maar in een kerk die vragen stelt.” Die vragen gaan over de verhouding van de individuele mens tot de wereld, de samenleving, de naaste en God, aldus Terpstra.
Terpstra ziet juist kansen in het individualisme, dat weliswaar kan leiden tot egoïsme, maar ook tot zelfontplooiing en zelfmanifestatie. De kerken kunnen hun leden aansporen om bij hun eigen uniciteit te komen en van daaruit open te staan voor hun omgeving.
Terpstra legt de verantwoordelijkheid terug bij de mensen in de samenleving. Dat is iets anders dan wat nu gebeurt. Mensen doen nu voor hun problemen een beroep op brandweer, politie en gemeente. De politiek is niet in staat om de zaak terug te leggen bij de burgers. De politiek doet beloften, die vervolgens niet waar te maken zijn. Het gevolg is dat burgers gefrustreerd raken en zo de weg naar het populisme opgaan, aldus Terpstra. In het debat kreeg Terpstra het verwijt uit te gaan van de „maakbaarheid van het individu” en van het „negeren van ontwikkelingen.” „We moeten juist een beroep doen op de collectiviteit in plaats van op de individualiteit,” zei een aanwezige.