Wet
1 Petrus 4:18
„Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?”
De personen die geoordeeld worden, zijn de doden en de levenden. Want de profeet zegt: „Ik zag de doden beide klein en groot, staande voor God.” Niet alleen degenen die gestorven en weer opgewekt waren, maar ook zij die de aarde levend zal vinden. God zal hen in een ogenblik veranderen en van sterfelijk onsterfelijk maken.
Hij zal groten en kleinen, ouden en jongen, niet alleen die in de wereld veracht en gering geweest zijn maar ook de groten en machtigen van deze wereld, voor Zijn troon dagen. Alle mensen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat eenieder wegdrage hetgeen door het lichaam geschied is, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
De profeet zag verder dat de boeken geopend werden en dat de doden geoordeeld werden. Aardse rechters hebben hun wetten en oordelen daarnaar. Hier worden aan de Rechter van de gehele wereld boeken toegeschreven. Dat zijn de Wet en het Evangelie. De wet kan niet anders dan de zondaar verdoemen, omdat door de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd wordt.
Coenraad Mel, predikant te Hersfeld
(”De nauwelijks behouden rechtvaardigen”, 1745)