Westen moet Iran resoluut zijn plek wijzen
Alleen overleg voeren met Iran over zijn kernprogramma zet geen zoden aan de dijk, aldus Bas Belder en Dick Jan Diepenbroek. Het Westen moet maximale druk op het land uitvoeren om het te laten stoppen met zijn nucleaire activiteiten.
Teheran zit eindelijk weer om de tafel: nieuwe nucleaire overlegrondes. Vorige maand in Genève, eind deze maand in Istanbul. Een cruciale vraag daarbij is: voert de Islamitische Republiek werkelijk serieus overleg of simuleert zij dat slechts? Het decor is sowieso wonderlijk: Iran zit voor zijn illegale nucleaire activiteiten (uraniumverrijking) niet in de beklaagdenbank, maar bepaalt eigenhandig timing en inhoud van de agenda voor de andere deelnemers.
Waarom tart Iran eigenlijk de buitenwereld met zijn nucleaire beleid? Dat vloeit voort uit zijn strategische doel van beschikking over militaire atomaire capaciteiten. Het schrikbeeld van het Westen, bovenal van Israël. Van secundair belang is daarbij de vraag of de Perzen meteen doorstoten naar de ontwikkeling van kernraketten of het ”Japanse model” prefereren. Bij het Japanse model kan een land binnen zes maanden over atoomwapens beschikken. Echter, Iran is bepaald Japan niet.
Wie zegt evenwel dat de Iraniërs werkelijk militaire ambities koesteren op nucleair gebied? Daarvoor zijn diverse duidelijke indicaties. Ten eerste zijn daar de ernstige zorgen van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA). Jarenlang al geeft Teheran geen duidelijke antwoorden op de vragen van het IAEA over het militaire karakter van zijn nucleaire activiteiten. Perslekken uit geheime IAEA-documenten in 2009 versterkten de verdenkingen van een Iraans kernwapenprogramma.
De onthulling van een geheime nucleaire installatie nabij de stad Qom toonde evenzeer de ware intenties van de machthebbers van Iran aan. Volgens experts kan hier absoluut geen sprake zijn van een civiel kernenergieproject. Zijn nut school overduidelijk in de verdere verrijking van uranium, noodzakelijk kernmateriaal voor de clandestiene productie van een paar atoombommen per jaar. Ten slotte ligt daar het feit dat Iran sinds februari 2010 uranium verrijkt tot 20 procent, de opstap naar een relatief snelle verrijking tot 90 procent, noodzakelijk voor een atoomwapen.
Onderkenning van de nucleaire strategie van Iran verklaart al met al de diplomatieke tactiek van het land tegenover de internationale gemeenschap. Sinds de eerste onderhandelingen in 2003 evalueert de Islamitische Republiek na elke nucleaire stap heel zorgvuldig de internationale reacties. Vallen die te sterk, te negatief uit, dan doet Teheran tijdelijk een stapje terug. Illustratief daarvoor zijn de momenten van coöperatief gedrag aan Iraanse zijde in de achterliggende jaren. Zelfs minimale Iraanse toeschietelijkheid leidde al tot euforie aan de andere kant. Een betere verstandhouding, soepeler samenwerking leek binnen handbereik.
Puur wensdenken, want dat moment diende zich niet aan. Eenvoudigweg omdat Iran anders aankijkt tegen internationale nucleaire onderhandelingen. In de Perzische optiek gaat het daarbij niet om het opbouwen van wederzijds vertrouwen, maar juist om een noodzakelijk kwaad, ter afwending van strengere sancties contra het eigen land. Vandaar de beproefde tactiek van eindeloos tijdrekken.
Geen wonder dat dr. Emily Landau, groot kenner van het Iraanse nucleaire dossier, concludeert: „Tot op heden zijn er nog geen serieuze onderhandelingen met Iran gevoerd, om de simpele reden dat Iran tot dusverre niet echt serieus uit is op een overeenkomst. Iran heeft de dialoog gebruikt om kostbare tijd te winnen, met minimale kosten voor zichzelf en zijn nucleaire programma.”
Vandaag de dag proeft Iran ook nog eens diplomatieke zwakte in het tegenkamp. Ondanks een sterker, effectiever internationaal sanctiebeleid en, niet te vergeten, de virusaanval van Stuxnet op zijn nucleaire program. Met een brokkelig internationaal front (Rusland/China versus VS, Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland) weten de ayatollahs wel raad: verdeel en heers. Zie de recente uitnodiging aan Rusland, China, Hongarije (nieuwe EU-voorzitter) en sommige andere staten voor een nucleaire trip naar Natanz en Arak. Typerend genoeg zijn de VS daarentegen niet welkom, want voor Washington is het Iraanse leiderschap wel degelijk beducht.
Wat Iran nog van zijn gevaarvolle nucleaire solo kan afbrengen is snelle, adequate trans-Atlantische actie. De VS en de EU dienen gezamenlijk maximale druk uit te oefenen op de Islamitische Republiek, inclusief een geloofwaardige militaire optie. Oefen over een breed front (diplomatiek, economisch, humanitair, militair) sterke pressie uit op het Iraanse establishment. Gun ze geen dag rust meer voor hun atomaire plannen. Kortom, maak de nucleaire prijs voor revolutieleider Khamenei en president Ahmadinejad absurd hoog. Niet in plaats van onderhandelingen, maar als voorwaarde voor reëel overleg op basis van een reële internationale agenda.
De auteurs (Eurofractie SGP) woonden vorige week in Tel Aviv een congres bij over de Iraanse nucleaire dreiging.