Cultuur & boeken

Scoren met slachtoffers na aardbeving in Haïti

Het stoorde me behoorlijk toen Hans Jaap Melissen, verslaggever van de Wereldomroep, in de eerste weken na de aardbeving in Haïti op de radio zijn twijfels uitte over het aantal slachtoffers van deze ramp.

Marcel Catsburg
12 January 2011 09:35Gewijzigd op 14 November 2020 13:14
Foto Sjaak Verboom
Foto Sjaak Verboom

Wat kun je in een land als Haïti –en dan zeker na zo’n catastrofale gebeurtenis– met zekerheid te weten komen over het precieze aantal doden? En wat wilde Melissen met zijn uitspraken bereiken? Onze westerse vooringenomenheid bevestigen dat de Haïtiaanse regering een corrupt zooitje is?

In zijn boek ”Haïti, een ramp voor journalisten” komt Melissen terug op dit onderwerp, en plaatst hij het in het bredere kader van journalistieke berichtgeving na rampen en in oorlogssituaties. Het is een onthullend en een ontluisterend verhaal. Een verhaal ook dat mijn waardering voor Melissens berichtgeving over het aantal slachtoffers in Haïti heeft doen toenemen. En daarmee ook mijn ongemak over onze (mijn) ”ontoelaatmaar-houding” (een term van de theoloog Okke Jager) ten opzichte van het leed van onze medemensen heeft vergroot.

Melissen vertelt hoe hij begin 2010 „zo maar ineens” weer in Haïti terechtkomt na een sms’je dat hem doet beseffen dat het goed mis is in het land dat hij een aantal jaren geleden in zijn hart heeft gesloten. Dit keer is er geen sprake van politiek geweld of van een staatsgreep, maar heeft er zich een aardbeving voorgedaan. Melissen aarzelt om naar het rampgebied te reizen. Haïti trekt hem, maar „het circus rond natuurrampen is mij steeds meer gaan tegenstaan. Vooral doordat het vrij snel ontaardt in een houding van: „We roepen even ach en wee, en dan weer gauw weg ermee.”” Dit gevoel is het leitmotiv van Melissens boek. Hij geeft de lezer een kijkje in de wereld van de rampenjournalistiek. In de wereld van de producenten van het nieuws, en daarmee in die van de consumenten van het nieuws.

Het is boeiend om te lezen hoe een journalist in dit soort omstandigheden te werk gaat: halsoverkop op reis, proberen de Haïtiaanse grens over te komen, een onderkomen zoeken en je communicatiemiddelen regelen – je verhaal moet immers wel verzonden kunnen worden. Maar welk verhaal? Melissens eerste indrukken komen overeen met die van mij toen ik afgelopen zomer een bezoek aan Haïti bracht: Het lijkt wel mee te vallen. De stad Port-au-Prince ligt niet helemaal in puin en op het platteland gaat alles zijn gewone gang. Je schaamt je haast voor deze gedachten. Want nee, het valt niet mee voor de duizenden ontheemden, voor hen die –ook al is het er maar één– familieleden of vrienden hebben verloren.

Maar waarom dan toch dat gevoel? Heeft dat te maken met de berichtgeving? Met de beeldvorming over de ramp? Daarover gaat het verhaal van Hans Jaap Melissen. Hij schrijft: „…zeker kort na een ramp is de meeste verslaggeving vooral op gericht zo veel mogelijk dramatische verhalen te brengen.” Hierdoor gebeurt er iets, stelt Melissen vast: „De zoektocht naar emoties (creëert) niet alleen een eigen werkelijkheid, hij verdringt soms het brengen van feitelijke informatie. Een verschuiving ontstaat van informeren naar emotioneren. (…) Je kunt je afvragen welk doel dat emotioneren dient. Het meest verheven antwoord is: aandacht vragen voor een vergeten gebied of situatie. Het minder verheven antwoord is: kijkcijfers, luistercijfers, oplages. Andermans ellende scoort.” Verderop in zijn boek spreekt Melissen over „rampentaal.” Woorden blazen alles wat nog overeind staat omver. Een ramp is „totaal.” Nuances verdwijnen.

Melissen zet me ook aan het denken over het gebruik van begrippen als „de veerkracht” van de overlevenden. Het woord veerkracht –en het mooie Engelse woord ervoor: resilience– wordt door velen (ook door mij) gebruikt om te laten zien hoe moedig de Haïtianen de draad van het leven weer oppakken. De Haïtianen zeggen het overigens ook van zichzelf: „Nou se wozo”, we zijn als een rietstengel. We buigen mee en komen weer overeind. Maar klinkt dit woord uit de mond van buitenstaanders niet te gemakkelijk? Want overleven en overeind komen is een keiharde en pijnlijke realiteit en geen heroïsche, romantische daad.

Melissen brengt de journalistieke berichtgeving in verband met de public relations die overheden en hulporganisaties op gang brengen om een ramp onder de aandacht van het publiek te brengen. „Die pr of marketing speelt weer handig in op de journalistieke drang naar sensatie.” Melissens speurtocht naar de ware cijfers over het aantal dodelijke slachtoffers is hier een illustratie van. Zijn er werkelijk meer dan 200.000 doden te betreuren? Dat schattingen aanvankelijk moeilijk te maken zijn, is duidelijk. Maar wordt de werkelijkheid niet verhuld om andere doelen te dienen? Zorgt een stijgend aantal slachtoffers niet voor evenredig meer media-aandacht en financiële toezeggingen?

Melissen beschrijft op welke wijze hij (letterlijk als een ”lijkenteller”) heeft geprobeerd te achterhalen hoeveel doden er werkelijk gevallen zijn bij de aardbeving. Het werd een tocht langs kerkhoven en massabegraafplaatsen. Hij kwam tot een schatting die ver beneden de officiële cijfers lag. Maar het bleef een schatting, een door geen enkele officiële instantie bevestigd aantal. Hij moest het ermee doen. De feiten over de aantallen zijn samen met de slachtoffers begraven, concludeert hij.

Terecht? Mijn irritatie over Melissens uitlatingen op de radio is in ieder geval verdwenen. Ik begrijp hem beter, zonder daarmee te weten wat nu echt de waarheid is. Waar is wel wat hij uiteindelijk noteert: „Je kunt concluderen dat zelfs als er geen enkele dode was gevallen, Haïti alle aandacht verdient die er maar te geven is.”

Intussen moest Melissen meedraaien in de draaimolen van de media. „Is dat alles?” kreeg hij vanuit Hilversum te horen toen zijn reportage niet schokkend genoeg werd gevonden. „Ik ben even vergeten dat de competitie voor het meest heftige verhaal aan de gang is. Amputaties, stervende mensen en verweesde kinderen zijn de ingrediënten die er minimaal in hadden moeten zitten.” Rampenporno, noemt hij het. Hij geeft het voorbeeld van vreedzame Haïtianen die zich bij het hek van het vliegveld hoogstens wat verdringen op zoek naar een baantje. Jordaanse VN-medewerkers slaan de groep mannen ongekend en onnodig hard uit elkaar. „We deden helemaal niets. We staan hier alleen omdat we hopen op werk”, reageert een van de mannen na afloop. „Intussen gaan de beelden de wereld over en versterken de idee dat het een grote chaos is in Haïti, waarbij de VN plunderende, agressieve Haïtianen van zich af moeten slaan.”

Weinig enthousiast was Melissen over de ophanden zijnde inzamelingsactie van Giro 555. Hij sprak zijn vrees uit dat zo’n actie –„inzamelingsjournalisitiek: een collectebus verpakt als reportage”– niet het begin van een grootscheepse betrokkenheid met Haïti zou inluiden, maar eerder het eindpunt ervan betekende: „Nog even laten we Haïti in al zijn ellende voorbijkomen waarna we er voorlopig niks meer over willen weten. (…) Haïti is heilig verklaard. Niet voor altijd, maar in ieder geval tot de aftiteling van de inzamelingsactie.”

Laat dit boek ons achter in cynisme? Over de Haïtiaanse regering? Over de kansen van het Haïtiaanse volk? Over de Verenigde Naties en hulporganisaties? Over journalisten en nieuwszenders? Over onszelf? Aan het eind van zijn boek beschrijft Melissen een groepje puinruimers die T-shirts dragen met het opschrift ”Haiti pap peri”: Haïti komt niet om. Aan zijn tolk Joe vraagt Melissen of hij dat gelooft. „Natuurlijk”, zegt hij. „Haïti is niet dood.” Dat is ook de boodschap van Melissen. En daar herken ik mij in. Geen cynisme, maar realisme. Over Haïti en over onszelf. Of we nu rampenjournalist zijn of donateur. Melissens boek spoort mij aan om mijn houding van ”ontoelaatmaarheid” los te laten. En binnen de grenzen van eigen kennen en kunnen wat te doen. Zoals al die duizenden kinderen in Nederland die aan de slag gingen voor mensen in een land waar ze nog nooit van gehoord hadden.

Haïti, een ramp voor journalisten. Puinpaparazzi, televisieacties en rampeninflatie, Hans Jaap Melissen; uitg. KIT Publishers, 2010, Amsterdam; ISBN 978 94 6022 125 5; 192 blz.; € 17,50.

De auteur werkte vijf jaar in Haïti voor Woord en Daad en beheert de website haitiinfo.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer