„Muziek maakt je schooltijd leuker”
Uit de geluidsboxen klinkt Mozart. Opdracht: noteer het ritme van de lage strijkers in de maten 5 t/m 8. Muziekdocent Mar van der Veer draait de volumeknop verder open. Hij hoort de strijkers niet. Zijn leerlingen wel. „Ik kan merken dat ik ouder word.”
Donderdag begonnen de centraal schriftelijke eindexamens in het voortgezet onderwijs. De havisten deden ’s ochtends maatschappijleer, ’s middags Spaans; de vwo’ers muziek of Grieks en Spaans. De vmbo’ers zijn vrijdag gestart. Ze bogen zich over de beeldende vakken (tekenen, handvaardigheid, textiele werkvormen) en Frans.
Ze zijn met z’n vieren: Lydia van den Hoek, Josca Bolle, Barendien Bakker en Nadine Stolk. Jongens ontbreken dit jaar bij het vwo-examen muziek op de Prins Maurits in Middelharnis. Of de dames hun mannelijke klasgenoten missen? „Niet echt, ’t is best gezellig zo.” „Ik ben een jongen”, stelt Van der Veer gerust.
Muziek is het enige examen waar van begin tot eind een cd aan te pas komt. Best lastig. Soms broeden de kandidaten nog op een antwoord en klinkt de onvermijdelijke piep al weer. Volgende vraag. Niks ingevuld? Jammer dan. „Je zou sommige muziekfragmenten graag nog een keer willen horen”, zegt Nadine, „maar de cd gaat door.”
De muziekkandidaten moeten niet alleen goed luisteren, ze moeten nog beter lezen. Het aparte vel met notenvoorbeelden vergt veel puzzelwerk. Van der Veer, kritisch: „De examenmakers hebben hun vragen vooral vanuit de partituren gemaakt. Het is soms meer plaatjes bekijken dan muziek beluisteren.”
Het examen begint met een dubbelkorig motet van de Renaissance-componist Orlandus Lassus, beter bekend als Orlando di Lasso. De tekst moet de achttienjarige dames aanspreken: ”Osculetur me” (Laat hem mij kussen). Al bij vraag 4 ontstaat een probleem. Het begrip ”vrije polyfonie” geeft verwarring. „Een raar begrip”, vindt Van der Veer. „Polyfonie ís vrij. Hier wordt gedoeld op het niet letterlijk imiteren van muziekfragmenten. Echt een term voor musicologen.”
Van examenopgave twee, Mozarts Symfonie in C, hebben de meiden genoten. „Een schitterend stuk”, klinkt het in koor. „Jammer van die opdrachten erbij”, plaagt Marco van ’t Hoff, collega van Van der Veer. „Anders kon je nog meer genieten.” Bij vraag 15, over de vergelijking van twee thema’s, regent het moeilijke woorden: parallelle toonsoort, tertsverwantschap, dominant. Van der Veer knikt goedkeurend: „De vaktermen vliegen door de lucht.”
Regelmatig doet het examen een beroep op het muzikale gehoor van de kandidaten. Bij vraag 19 staat alleen de beginnoot, de e, van een vioolpartij afgedrukt. Opdracht: noteer van deze partij de ontbrekende noten (toonhoogte en ritme) met inbegrip van eventuele voortekens (kruizen en mollen, red.). Wie het goed doet, tekent een fis, a en gis op de notenbalk.
Totaal anders dan de klassieke Mozart-symfonie is de eigentijdse compositie ”Different trains” van de Amerikaan Steve Reich. Hij combineert treingeluiden met ritmische fragmenten die eindeloos worden herhaald. Minimal music, in vaktaal. „Best wel een mooi stuk”, oordelen de Maurits-meiden. Bij opgave 27 staan vier ritmische figuren afgebeeld die op kleine onderdelen van elkaar afwijken. De vraag óf ze van elkaar verschillen, noemt Barendien „megasimpel.” Meer denkwerk kost de vraag hóé ze afwijken.
De enige meerkeuzevraag in het examen is opgave 45, over de rockopera ”Jesus Christ Superstar”. De cd laat een kort fragment door hoge blazers horen. Welk ritme geeft het motief het beste weer? Het juiste antwoord is B. Nadine kan het omstreden operastuk dromen. „We hebben het thuis op video. Ik heb het al wel tien keer gezien.”
Na tweeënhalf uur muziek ploffen de vier Maurits-meiden uitgeteld neer in het zitje op de kamer van rector Boot. „Moeilijk examen.” „Ik heb meer fouten gemaakt dan in de proefexamens.” Van der Veer hoort de verzuchtingen kalm aan. „Een 6 voor Engels vinden ze niet erg; voor muziek wel.” Bemoedigend: „Ze zijn alle vier steengoed.”
Nadine wil naar het conservatorium. Over enkele weken doet ze toelatingsexamen blokfluit in Den Haag. Lydia en Josca -de een speelt dwarsfluit, de ander klarinet- hebben ook even aan een muziekvakstudie gedacht. Bij nader inzien gaan ze toch liever wat anders studeren: psychologie en maatschappelijk werk.
Van der Veer signaleert een negatieve ontwikkeling bij zijn vak als gevolg van de tweede fase. „Voorheen werd muziek uitsluitend gekozen door leerlingen die er zelf actief mee bezig waren. Ze bespeelden allemaal een instrument. Nu krijg ik leerlingen die er thuis niets aan doen, maar muziek volgen omdat het vak in hun profiel zit. Dat is een heel verschil.”
Lydia, Josca, Barendien en Nadine hadden de lessen van Van der Veer en de repetities van het schoolkoor -waar ze vanaf de brugklas hebben opgezeten- voor geen goud willen missen. „Met muziek beleef je veel meer plezier aan je schooltijd.”