Positie van klacht tegen Franks is onduidelijk
De Amerikaanse generaal Tommy Franks mag dan in eigen land een bevrijder van Irak worden genoemd, in België is een groep Irakezen die hem als oorlogsmisdadiger wil aanklagen. Recente wijzigingen in de zogenaamde genocidewet zorgen er echter voor dat niet duidelijk is wat de positie van de klacht nu eigenlijk is.
De Belgische advocaat Jan Fermon heeft namens een groep Irakezen die zegt dat ze slachtoffer is van Amerikaanse fragmentatiebommen een aanklacht ingediend op grond van oorlogsmisdaden die onder Franks’ leiding zouden zijn gepleegd. Fermon is zelf kandidaat voor een radicaal-linkse groepering bij de verkiezingen komende zondag. Een veel grotere groep linkse activisten, onder wie Gretta Duisenberg, ondersteunt Fermon.
De juridische status van de aanklacht is echter onduidelijk, zegt prof. Jan Wouters, directeur van het Instituut voor Internationaal Recht aan de Universiteit van Leuven. „De Belgische genocidewet van 1993 is gebaseerd op de zogenaamde universele rechtsmacht. Dat betekent dat er voor uitzonderlijk grote misdrijven geen aanknopingspunt met België hoeft te zijn om de Belgische rechter bevoegd te maken. In het traditionele recht moet er wel zo’n aanknopingspunt zijn en dat maakt het leerstuk van de universele rechtsmacht zo omstreden. Er is ook geen enkel ander land dat het zo ruim invoerde als België.”
De Belgische wet lokte echter strafklachten uit die de regering in Brussel niet goed uitkwamen. Vooral de aanklacht tegen de Israëlische premier Ariel Sharon trok de belangstelling. Maar ook politieke leiders als Fidel Castro, Yasser Arafat, Saddam Hussein werden door belanghebbenden aangeklaagd. Sharon maakt zelfs al niet eens meer tussenlandingen in België.
Toen in maart ook de Amerikaanse oud-president George Bush en andere Amerikanen uit de eerste Golfoorlog werden aangeklaagd, was het geduld van de Verenigde Staten op. In tv-interviews dreigde minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell met het verplaatsen van het NAVO-hoofdkwartier vanuit Brussel naar een ander land.
Kort daarna bracht de Belgische regering enkele veranderingen aan in de wet. De verdachte of het slachtoffer moet voortaan al ten minste drie jaar in België wonen. Bovendien kan de Belgische regering de zaak doorverwijzen naar het land van herkomst van de verdachte of naar het land waar de misdaad is gepleegd, als daar tenminste een fatsoenlijk rechtssysteem bestaat. Vorige week werd de gewijzigde wet gepubliceerd.
Wouters: „Het was duidelijk dat er een filter moest komen. De zaak tegen Tommy Franks is nu de eerste test voor de veranderde wet. Ondanks al het publicitaire spektakel is de positie van de klacht onduidelijk. Op dit moment is niet te zeggen of er een bevoegdheidsgrond voor opsporing is”, aldus Wouters.
De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) in België betreurde vorige maand dat de Belgische regering drempels aanbracht in de wet. Geraldine Mattioli van HRW begreep wel dat er een filter moest komen. „De sterkere positie van de aanklager om zelf te besluiten met opsporing te beginnen of niet, is zeker een verbetering. In België hebben burgers bij het starten van strafzaken een heel sterke positie ten opzichte van de aanklager. Die is nu verzwakt. Dat begrijpen wij.”
Wat Mattioli niet begrijpt, is de bevoegdheid van de Belgische minister om zaken door te verwijzen naar een ander land. „Dat is een politieke beslissing in een juridisch proces. Dat is geheel tegen de scheiding der machten, die ook in de Belgische grondwet is verankerd. In het geval van Sharon heb je bij een doorverwijzing helemaal geen garantie meer dat er in Israël daadwerkelijk vervolging gaat plaatsvinden.”
Mattioli erkent dat het voor de Belgische regering in de afgelopen jaren niet makkelijk manoeuvreren was in contacten met bijvoorbeeld Israël. „Het is niet handig, dat geloof ik. Maar als slachtoffer van genocide moet je nu eenmaal het recht hebben te klagen. En dat recht moet niet afhankelijk zijn van politieke belangen.”
Mattioli ziet de klacht tegen generaal Franks ook als de test voor de gewijzigde wet. „Binnen een maand moet de aanklager besluiten of hij ermee doorgaat. Volgens ons is de Belgische Justitie zeker bevoegd om deze zaak te doen. We hopen dat het een aanklager is die de zaak serieus opneemt.”