Prof. Kool spreekt over relatie met kerken in Oost-Europa
HOUTEN – Christenen uit Nederlandse kerken hebben een andere bril nodig om de situatie van kerken in Midden- en Oost-Europa goed te begrijpen. Dat zei prof. dr. Anne-Marie Kool zaterdag op de landelijke ”Themadag gemeentecontacten” in de Sionkerk in Houten.
Op de themadag komen gemeenteleden van verschillende kerken samen om „ervaringen uit te wisselen, van elkaar te leren en de samenwerking tussen verschillende gemeenten te bevorderen en te versterken.” Zo’n 65 mensen uit het hele land bezochten de dag.
Prof. Kool is hoogleraar missiologie en namens de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) werkzaam aan de Károli Gáspár Universiteit in Boedapest. Ook is zij directeur van het zendingsinstituut Central and Eastern European Institute for Mission Studies (CIMS).
Zij benadrukte in haar lezing ”Samen getuige zijn van Christus” dat christenen in Nederland anders naar de situatie in Midden- en Oost-Europa kijken dan de mensen in Midden- en Oost-Europa zelf. „Iedereen kijkt met zijn of haar bril naar de situatie. Deze bril wordt gevormd door vooronderstellingen, persoonlijke achtergronden, opvoeding en kerk.”
Deze verschillen ondervond Kool op de momenten dat ze terug was in Nederland. Ze merkte dat de beeldvorming in Nederland over Hongarije heel anders is dan in Hongarije zelf. Als voorbeeld noemde ze de kwestie rondom de persvrijheid in Hongarije. „Die discussie is alleen te begrijpen wanneer je bedenkt dat de pers een monopolie was van oud-communisten. Ik ben het niet eens met de nieuwe mediawet, maar als je de geschiedenis en de situatie van een land kent, zul je dingen veel beter kunnen plaatsen.”
Armoede was een ander thema dat Kool als voorbeeld noemde. „In Nederland heerst het beeld dat er alleen maar armoede is in Oost-Europa en dat wij de minderbedeelden moeten helpen. Er is niet alleen armoede, maar ook veel rijkdom. De tegenstelling tussen arm en rijk is erg groot. Er is veel verrijking ten koste van de armen en een gebrek aan solidariteit.”
Christen in Nederland moeten zich beraden op hoe er hulp kan worden geboden. „Het is belangrijk om niet alleen humanitaire hulp te bieden, maar om ook na te denken over de oorzaken van de problemen. Het zal veel tijd en geduld kosten om tot structurele veranderingen te komen.”
Om Oost-Europa begrijpen moeten „wij bereid zijn om te leren van de plaatselijke mensen en de zwakkere durven zijn”, aldus Kool. Daarom is ontmoeting zo belangrijk. De hoogleraar gaf daarom een aantal handreikingen hoe met verschillen tussen Hongaren en Nederlanders om te gaan.
Als voorbeeld noemde Kool het probleem van „anders zijn en verzoening.” „Hongaren hebben de neiging om iedereen met een andere mening als een vijand te beschouwen. Dit is niet alleen op het niveau van nationaliteit of etniciteit het geval, maar ook tussen verschillende kerken en tussen groepen mensen met een verschillende leeftijden.”
Als tweede voorbeeld noemde ze het probleem van de kerk in een ”gettosituatie”. „Door het communisme beperkte religie zich tot de privésfeer. Hierdoor leven christenen in Hongarije vaak in twee werelden.”
Deze problemen onderkennen is niet genoeg, aldus Kool. Christenen moeten zich ook bewust zijn van hun houding. „Zijn we echt bewogen, of geeft hulp zo’n lekker gevoel?” Het is belangrijk dat we „door de ogen van Jezus naar beide situaties kijken. Dit betekent dat we naast elkaar staan.”
Deelnemers aan de themadag benadrukten ook het belang van gelijkwaardigheid als uitgangspunt. Een ouderling missionair werk uit Huizen vertelde dat zijn gemeente veel heeft geleerd van contacten met een gemeente in Boedapest. „Wij hebben geen verhouding met hen waarin wij het rijke Westen zijn. We denken samen na hoe missionair te zijn. We hebben hierover meer kunnen leren van de Hongaren dan zij van ons.”