Cliteur: Verlichting tegenover verlichting
Paul Cliteur heeft met ”Het monotheïstisch dilemma” een gepassioneerd boek geschreven, waarin hij ingaat op de religieuze achtergrond van terroristen. De auteur wil het taboe op de religieuze motivering van terroristen doorbreken. „Het loflied op het secularisme klinkt me niet overtuigend in de oren.”
Cliteur signaleert dat er fundamentalistische christenen zijn die op grond van hun verstaan van de Bijbel niet schuwen een abortusarts te doden. En dat er een fundamentalistische stroming binnen de islam is die aanzet tot bomaanslagen en andere terroristische acties. Hij spreekt zich niet echt uit over de vraag of dit nu de ware islam is, of een afgeleide. Er is in ieder geval een politieke islam, ”islamisme”, die met een beroep op de bronnen van de islam religieus geweld rechtvaardigt en zelfs aanmoedigt.
Cliteur wijst op het gevaar van een samenleving die zich onder druk laat zetten door deze politieke islam. Natuurlijk is het ongewenst wanneer mensen zich opzettelijk beledigend uitlaten over personen of groepen van personen vanwege hun godsdienst. Het is echter nog veel bedenkelijker wanneer mensen maar hun mond houden uit angst voor repressie door mensen die zich ”opzettelijk beledigd” voelen. Daar is artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht niet voor bedoeld.
Daarmee heeft Cliteur een punt. Er zijn grenzen aan de vrijheid van meningsuiting. Haat zaaien is te allen tijde fout. Echter, wanneer de norm voor wat gezegd kan worden, bepaald wordt door de gegriefde instantie, die de handhaving van de norm af wil dwingen met geweld, staat de deur naar dwingelandij open. Dat kan een vrije samenleving niet gedogen. Dan gaat de angst voor bommen regeren. Daarom zal zij diegenen die voor het vrije woord opkomen, niet moeten afvallen.
Cliteur meent dat terrorisme een aangrijpingspunt heeft in het monotheïsme. Hij voert daar drie redenen voor aan. Allereerst: wie gelooft in één God stelt zich per definitie intolerant op ten opzichte van mensen die in een andere god geloven. Daar tegenover staat het polytheïsme. Dat is veel toleranter. De macht is niet aan één god toebedeeld, maar verdeeld over verschillende goden, die elkaar vaak nog aardig in toom houden ook. Kijk maar eens naar de Bijbel wat het gevolg is van monotheïsme, zo betoogt Cliteur. Elia slacht de Baälspriesters af en Pinehas slacht zijn volksgenoten af die zich aan afgoderij hebben overgegeven.
Ten tweede: in het monotheïsme is er één wil, die van de ene God, die blind wordt gevolgd, ook al gaat dit in tegen alles wat we voor fatsoen houden. Het voorbeeld daarvan is Abraham, die op het gebod van God bereid was zijn eigen zoon te offeren. Ten derde: monotheïsme leidt tot duaal burgerschap. Gelovigen kunnen zomaar hun loyaliteit aan de wetten van het land of de natie opgeven vanwege hun verbondenheid met God en de religieuze gemeenschap.
Cliteur vraagt zich dan ook ernstig af waarom men zo positief aankijkt tegen het monotheïsme, ook door zogenaamde culturele monotheïsten, zij die zelf niet in God geloven, maar wel vinden dat er van dit geloof een goede invloed op onze cultuur is uitgegaan. Veel beter is het culturele polytheïsme, vindt Cliteur. Daar hebben we in ieder geval tolerantie en godsdienstvrijheid aan te danken.
Cliteur verwacht de redding van een secularisme dat een absolute scheiding tussen kerk en staat voorstaat. Dat is dan per definitie ook een afstand tot het zuivere monotheïsme, dat bovenstaande ongewenste implicaties heeft. Ik maak een paar opmerkingen bij zijn boek.
Monotheïsme is een containerbegrip. Als christen geloven we in ieder geval niet in het getal 1. God is enig, uniek en we belijden Hem als de Drie-enige. God is Vader, Zoon en Heilige Geest. God is de Vader Die zich aan de Zoon geeft en de Zoon Die zich aan de Vader geeft. Deze openheid in God wordt door de schepping een openheid van God naar buiten toe. Wij leven door de openheid van God. Dat is wat anders dan buigen voor een tirannieke almacht.
In de Bijbel wordt God beschreven als een God Die zonder voorbehoud kiest voor Israël. Van Israël wordt gevraagd zonder voorbehoud voor God te kiezen. Dat is de eer en de glorie van Israël. Een God Die zich onvoorwaardelijk bindt aan een volk en het redt van de dood, vraagt onvoorwaardelijke binding. Een beetje geloven slaat hier nergens op. Dit is een breuk met een diffuse wereld van goden en vereringen. Daarbij zijn de profeten van mening dat je van afgoden niet goed wordt. Verder dient erop gelet te worden dat het Oude Testament is gesitueerd in rauwe tijden. De Baälspriesters hadden niet veel op met Elia. Op zijn hoofd stond een prijs. Omgekeerd liet Elia de Baälspriesters afslachten. Ruimte voor een principe als de vrijheid van godsdienst was er niet.
Er zit een voortgaande lijn in de Godsopenbaring. Jezus heeft afstand genomen van een bepaald soort van politieke vertaling van het geloof in de God van Abraham, Izak en Jakob. Hij heeft geen heilige oorlog tegen de Romeinen ontketend. Hij heeft God getoond als een God Die de vernedering op Zich heeft genomen. De centrale gestalte is de Gekruisigde: het dwaze van God en het zwakke van God. Hij heeft Zijn volgelingen gevraagd liever kwaad te lijden dan kwaad te doen. Cliteur heeft weinig begrip voor deze voortgang in de Godsopenbaring. Dat maakt zijn vertoog zwak.
Christenen worden ingewijd in het geheim van Christus. De ethiek is daarvan afgeleid. Jezus Christus ‘verleidt’ mensen door Zijn Geest tot een leven in de macht van Zijn liefde en waarheid. Je kunt dit blinde gehoorzaamheid noemen. Het is maar net waar je het meeste licht van verwacht. Cliteur verwacht dit van het gezonde mensenverstand. Verlichting staat hier tegenover verlichting. Ik vind het wel erg benepen om hier blinde volgelingen tegenover verlichte geesten te stellen. Het loflied op het secularisme klinkt me in ieder geval niet overtuigend in de oren.
God vraagt geen menselijke offers. Er was wel een god uit het geroemde polytheïsme die dat vroeg: de Moloch. En Abrahams offer dan? Cliteur bijt zich vast in dit verhaal. Eén hoofdstuk uit de Bijbel isoleren en daaruit halen dat God mensenbloed verlangt, vind ik slechte exegese. Belangrijk lijkt me hoe zo’n verhaal in de traditiehistorie functioneert en resoneert. Cliteur haalt daar zelf voorbeelden genoeg van aan. Lees Hebreeën 11 en je leest er de wet in van sterven en opstaan, van loslaten en ontvangen, van offer en toewijding. Wat wil hij meer? De lezer fundamentalistisch vastpinnen op een paar Bijbelverzen, die tot een al worden verheven?
En dan het duale burgerschap. Het is inderdaad niet anders. Er is meer dan de natiestaat en meer dan de Grondwet. Het Koninkrijk van God valt er niet mee samen. De natiestaat gaat voorbij, het Rijk zal komen. De kerk is de wereldwijde gemeenschap die naar dat Rijk uitziet. Zolang het er niet is, hebben overheden en naties hun tijd en hun zin en hun van God gegeven bedoeling. Is dit voorbehoud zo erg? Of wordt Cliteur absolutistisch? In de kerk lezen we overigens het Evangelie. Dat leert ons te geven, ook aan onze medemens, ook aan de samenleving waarin we wonen.
Christenen zijn vaak de weg kwijt geweest. Dat is beschamend. Ze zullen zich daarom weer tot hun eigen bronnen moeten keren. Cliteur stimuleert ze daartoe. Hoe moslims met een en ander omgaan, is aan hen. Cliteurs boek legt ook op hun mat een aantal stevige vragen. Aan hen om die op te rapen.
De auteur is scriba van de Protestantse Kerk in Nederland.
Het monotheïstisch dilemma, Paul Cliteur;
uitg. Arbeiderspers, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 295 7354 2; 410 blz.; € 21,95.