Xenofobie staat strijd tegen vergrijzing in de weg
Politici en beleidsmakers zullen hun anti-elitaire en xenofobe houding overboord moeten gooien in de strijd tegen vergrijzing, betogen dr. Steven Brakman en dr. Arjen van Witteloostuijn.
Vergrijzing heeft verregaande gevolgen voor onze economie. Helaas is dat inzicht niet of nauwelijks doorgedrongen tot het gedoog- en regeerakkoord. De lopende discussie over de toekomstige betaalbaarheid van de pensioenen is een teken aan de wand. De leegloop van perifere gebieden in Nederland is een voorbode van wat ons geografisch te wachten staat: toenemende leegstand in krimpgebieden, onbetaalbare lokale voorzieningen, zoals scholen, ziekenhuizen en bejaardentehuizen, en wegkwijnende gemeenschappen. De verwachting is dat deze ontwikkeling krachtig zal doorzetten.
Nederland staat niet alleen in deze ontwikkeling. Grote delen van Europa ondergaan een soortgelijk demografisch lot. Het vruchtbaarheidscijfer in grote delen van Europa is lager dan 1,8 kind per vrouw, terwijl 2,1 nodig is om de bevolking op peil te houden. Zorgwekkend is dat deze ontwikkeling grote consequenties zal hebben voor de arbeidsmarkten. Voorspellingen geven aan dat in de Europese Unie rond 2050 ongeveer 30 miljoen werkenden minder de sputterende Europese motor zullen voeden.
Ongestuurde arbeidsmigratie biedt nauwelijks een oplossing. Ouder wordende migranten dragen immers ook bij aan de vergrijzing. Daarnaast zijn migranten vaak (te) laaggeschoold. Omdat de kerneconomieën in Europa min of meer gelijktijdig vergrijzen, zal een onderlinge concurrentiestrijd ontbranden om de hooggeschoolde Europese werknemer. Het synchroon vergrijzende en concurrerende Europa zal daarom een sterk prijsopdrijvend effect hebben op de lonen van de in toenemende mate schaarse en hoogopgeleide werknemer. Ten dele zal deze stijging gecompenseerd kunnen worden door een hogere arbeidsparticipatie van zittende werknemers. De paradox is echter dat de stijgende lonen juist de arbeidsparticipatie kunnen verminderen, omdat het eerder ‘uitkan’ om minder en minder lang te werken.
Het gevecht om de hooggeschoolde werknemer blijft niet beperkt tot Europa. Landen als Australië, Canada en de VS werken met een veel sterker op de arbeidsmarkt gerichte selectie aan de grens dan gebruikelijk is in Europa. Het gevolg is dat het gemiddelde opleidingsniveau van migranten die de afslag naar Europa nemen, lager is dan dat van de zittende Europese bevolking. In het Engelssprekende deel van de wereld is juist het omgekeerde het geval. De bijdrage van migranten in Europa is hierdoor minder gunstig voor de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit dan die in Australië, Canada en de Verenigde Staten.
Grosso modo leidt dat ertoe dat op langere termijn de concurrentiepositie van Europa verder zal verslechteren. Daar komt bij dat de welvaartsstaat in Europa kostbaarder is dan die in andere delen van de wereld. Dat maakt Europa aantrekkelijk voor relatief laaggeschoolde arbeid, terwijl het daarnaast belastingverhogend werkt.
Intussen zit het bedrijfsleven natuurlijk niet stil. Het tekort aan hoogopgeleide werknemers gecombineerd met de hoge lonen zal de locatiekeuze van bedrijven beïnvloeden. Voor zover mogelijk zullen bedrijven zich vestigen in landen waar de lonen minder snel zijn gestegen en waar de arbeidsmarkt minder grote tekorten kent. Dat is weer een element dat leidt tot de ondermijning van de concurrentiekracht van Europa.
Wat kan Europa doen om deze malaise te voorkomen?Het Europese migratiebeleid zou moeten worden hervormd in de richting van het Amerikaanse, Australische en Canadese model door het aantrekken van jonge en goed opgeleide immigranten prioriteit te geven. Hoewel pogingen in deze richting zijn ondernomen, verschilt het Europese beleid per land en wordt het bijna overal steeds xenofober. De uitwerking van voorstellen voor versnelde toelating van hooggeschoolden komt in de dagelijkse praktijk moeizaam van de grond, zoals wij dagelijks aan de universiteit kunnen constateren.
De decennialange verwaarlozing van de kennisinfrastructuur gaat Europa opbreken. Alleen na drastische investeringen in die infrastructuur kan de locatiekeuze van de jonge en talentrijke Braziliaan, Chinees of Indiër vaker worden omgebogen in de richting van Europa. Het is belangrijk hierbij te beseffen dat dit een Europees vraagstuk is. De naar binnen gekeerde anti-Europese en anti-elitaire houding van het huidige kabinet getuigt van een struisvogelmentaliteit. De enorme uitdagingen waarvoor vergrijzing de Europese en Nederlandse samenleving stelt, vragen juist om beleid dat vooral niet anti-elitair en niet xenofoob is.
De auteurs zijn respectievelijk hoogleraar internationale economie in Groningen en hoogleraar economie in Antwerpen. Dit artikel verscheen eerder in Me Judice.