Pentagon oogt als een bouwput
Bijna vier maanden na de terreuraanval op Washington ziet het Pentagon er niet meer uit als een rampplek. Het is meer een bouwput zoals vele andere. Afgezien van de vlaggen die op twee ruim 40 meter hoge kranen wapperen, is er weinig dat erop duidt dat de grote hap uit het gebouw iets anders is dan een bouwplaats van 36.000 vierkante meter.
Nu het jaar van de ramp is afgesloten, is het terrein tegenover het deel van het ministerie waarin het vliegtuig zich boorde niet langer een trekpleister voor mensen die met eigen ogen de schade willen aanschouwen. De geïmproviseerde monumentjes die er in de dagen en weken na de aanslagen ontstonden, zijn voor het merendeel verdwenen. Honderden brieven, teddyberen, foto’s, vlaggen en andere voorwerpen zijn door verhuizers weggehaald, mogelijk om later nog eens op een tentoonstelling op te duiken.
Van de 4600 medewerkers van het Amerikaanse ministerie van Defensie die na de aanslag hun kantoor niet meer in konden, zijn er duizend weer op hun oude werkplek aan de slag gegaan. De overigen werken nog altijd in gehuurde ruimte elders.
Net iets meer dan twee weken geleden werd de laatste van de acht patiënten die met zware brandwonden waren opgenomen, ontslagen uit het brandwondencentrum - drie maanden en een week na opname. De acht zullen nog maandenlang operaties en pijnlijke fysiotherapie moeten ondergaan. De laatste die het ziekenhuis mocht verlaten, is een vrouw wier lichaam voor 70 procent met brandwonden is bedekt. Ze moet al haar vingers en een deel van beide oren missen.
Het Pentagon is alweer enige tijd het drukke zenuwcentrum van de Amerikaanse krijgsmacht. De oorlog in Afghanistan eist veel aandacht op, evenals de zoektocht naar de verantwoordelijken achter de aanslagen. Ongewenst heeft het kolossale, vijfhoekige ministeriegebouw de eretitel terug die juist werd betwist door de wolkenkrabbers van het WTC in New York: die van grootste kantorencomplex ter wereld. „Wij zeiden altijd dat wij de grootste onder één dak waren”, zegt Pentagon-woordvoerder Glenn Flood. „Maar nu zijn we de grootste.”
Sommigen waren de afgelopen maanden verbitterd over de in hun ogen te geringe aandacht die er voor de slachtoffers van de aanslag op het Pentagon was. Hun lot werd immers overschaduwd door de ramp die zich net een uur eerder in New York had afgespeeld. Voor een deel hebben zij gelijk. Wat zich op 11 september voltrok aan de overzijde van de rivier de Potomac bij Washington, was voldoende geweest om de natie volledig uit het lood te slaan.
Terroristen kaapten American Airlines-vlucht 77, die van Dulles Airport op weg was gegaan naar Los Angeles, en lieten het toestel met een snelheid van 560 kilometer per uur op het kloppend hart van het Amerikaanse leger neerstorten. De enorme explosie en de brand, die werd gevoed door 75.700 liter kerosine uit de Boeing, zorgden voor grote schade in bijna eenderde deel van het gebouw, wat neerkomt op zo’n 190.000 vierkante meter. Alle 189 inzittenden van het vliegtuig kwamen bij de crash om het leven. Op de grond vielen 125 doden.
Als er in een situatie als deze van geluk mag worden gesproken, dan is het wel dat de terroristen de Boeing 757 precies boorden in het enige gedeelte van het Pentagon dat al was gerenoveerd. Die operatie had elf jaar geduurd, 1,2 miljard dollar (1,35 miljard euro) gekost en was juist bedoeld om het gebouw beter te beschermen tegen aanvallen van buitenaf. Als gevolg van de tijdens de renovatie getroffen maatregelen bleven de materiële schade en het verlies aan mensenlevens nog enigszins beperkt. Zo werd de vaart waarmee het vliegtuig door het gebouw trok, snel vertraagd en bleef het bereik van de explosie beperkt.
In het gerenoveerde gedeelte net buiten de plek waar het toestel insloeg, werd de meeste schade veroorzaakt door rook en door het water uit de gloednieuwe sprinklerinstallatie. Veel kantoren in dat gedeelte zijn inmiddels weer in gebruik genomen. In delen die nog niet waren gerenoveerd en waar nog geen sprinkler was geïnstalleerd, zorgde juist de vuurzee voor de grootste schade. De brand was daar zo intens dat betonnen wanden scheurden. Als gevolg daarvan moest een 90 meter groot gedeelte van de westelijke kant van het Pentagon worden neergehaald, over alle vijf verdiepingen en tot en met de derde van de vijf ringen waaruit het gebouw bestaat. Al met al hebben vrachtwagens 47.000 ton puin moeten wegvoeren - 6 procent van het totale gebouw.
Het neerhalen van het gedeelte van het complex was binnen een maand en een dag geklaard, waarbij dag en nacht werd doorgewerkt. Toen de slopers hun klus hadden geklaard, op 19 november, plaatsten ze een kerstboom op het dak van het gebouw. De boom symboliseerde de overgang: vanaf nu zouden ze geen slopers meer zijn, maar bouwers. De wederopbouw van het getroffen gebouw kon beginnen.
De reconstructie zal naar schatting tot in het voorjaar van 2003 duren en meer dan 700 miljoen dollar (787 miljoen euro) kosten. Het eerste -en meest ambitieuze- doel dat de bouwers zich hebben gesteld, is de wederopbouw van de buitenste kantorenring. Die fase moet binnen een jaar na de terreuraanslag gereed zijn, zodat er op die dag een herdenking kan worden gehouden. De eerste vrachtwagens met het kalksteen uit Indiana waaruit de buitenkant van het Pentagon is opgetrokken, zijn twee weken geleden in Washington aangekomen. Voor de nieuwe sectie is 500 kubieke meter van het steen nodig.
Voor veel getroffenen zal het langer duren hun leven weer op te pakken dan het duurt de materiële schade te herstellen. Honderdtien mensen raakten gewond bij de aanslag, onder wie de acht die zware brandwonden opliepen. Een aantal van de gewonden is inmiddels weer aan het werk gegaan, maar om hoeveel het gaat, wil het Pentagon niet zeggen.