Vliegende giraf in Rotterdam
Pas als bezoekers onder de pterosauriër gaan staan, zijn de enorme afmetingen van het grootste vliegende dier aller tijden goed zichtbaar. Links en rechts steken de vleugels 5 meter uit. De kop heeft een dikke snavel van meer dan een meter lang. Terug naar de oertijd in het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam.
De grote Parkzaal van het Rotterdamse museum is bijna te klein voor de vijf gereconstrueerde pterosauriërs (ook wel ptero’s genoemd). Vijf exemplaren van deze vleugelhagedissen uit de oertijd zijn voor de tentoonstelling ”Ptero’s boven Rotterdam. Vliegende reptielen uit de oertijd” nagemaakt na intensieve bestudering van gevonden fossielen.
Drie ervan zijn aan het plafond bevestigd. Twee staande ptero’s werden in hoeken geplaatst. Daar is te ontdekken hoe ze op de grond vooruitkwamen. Heel bijzonder: de vleugels naar beneden toe dubbelgevouwen, vleugelpunten omhoog; en uit de hoekgewrichten die de grond raken, steken drie tenen. Op deze wijze liepen ze op vier voeten rond. Dit is met geen enkel ander dier te vergelijken.
De pterosauriër mag dan bijna even groot als een giraffe geweest zijn, even zwaar was het dier niet. Anders zou het niet kunnen vliegen. Het woog hooguit 250 kilogram (een giraffe 1900). Hoe dat komt? De romp is naar verhouding heel klein. Bovendien zijn de meeste botten hol. De botwanden kunnen extreem dun zijn, soms zelfs minder dan 1 millimeter. De botten hebben binnenin een honingraatstructuur of een vernuftig stelsel botspanten.
Al meer dan 200 jaar worden er overblijfselen van pterosauriërs gevonden. In de meeste gevallen zijn dat geen complete geraamten. Meestal gaat het om kleine of grotere onderdelen daarvan.
De paleontologen hebben de vele duizenden fragmenten aan een zeer nauwkeurig onderzoek onderworpen. Niet minder dan zestig soorten ptero’ s –van klein tot groot– zijn daarbij vastgesteld. Het beest waaronder bezoekers kunnen staan, is de quetzalcoatlus. Het woord is afgeleid van de naam van een Azteekse afgod die de gedaante heeft van een gevleugelde slang.
De meeste fossielen werden de laatste dertig jaar gevonden. Hoe dat komt? Allereerst door de sterke toename van het paleontologisch onderzoek (onderzoek van fossielen, versteende overblijfselen van prehistorische dieren). Maar ook door de ontdekking van nieuwe aardlagen met grote aantallen fossielen van ptero’s in onder andere Brazilië en China. Veel gave en bijzondere exemplaren uit die landen zijn in de Rotterdamse tentoonstelling te zien. Voor kenners is dat smullen.
De christelijke bezoeker zal nuchter en kritisch staan tegenover de miljoenen jaren die genoemd worden. Maar er is nog iets. Dat geven de onderzoekers ook zelf toe. De reconstructies zijn inderdaad tot stand gekomen na zeer nauwkeurige voorstudies van de fossielen. Maar meestal is dat –zoals gezegd– slechts een aantal versteende botten. Van weke en zachte delen zijn soms (mooie) afdrukken in steen te zien. Maar meer niet. Geen kleuren, geen precieze uitwendige vormen en houdingen.
De grote quetzalcoatlus zou geen schubben gehad hebben, maar teddybeerachtig haar. Dat is heel bijzonder bij dinosauriërs. De kunstenaar heeft gekozen voor de kleur grijs. Mooi allemaal, maar niet stevig te bewijzen.
De paleontologen ervaren het als een groot gemis dat zij niet weten van welke voorouders deze pioniers van het luchtruim afstammen. De oudst bekende vondsten laten al dieren zien die volledig zijn aangepast voor hun vliegende bestaan. Mogelijke voorlopers (tussenvormen tussen niet-vliegende en vliegende soorten) zijn nergens gevonden.
Welke verklaring geven de wetenschappers voor dit gebrek aan bewijs voor evolutionistische afstamming? Dr. André Veldmeijer, een van de projectleiders: „De overgang van niet-vliegende –mogelijk zwevende– dieren naar een vliegende pterosauriër heeft zich, naar het lijkt, voltrokken in de bossen tijdens het middentrias. Helaas levert een bosomgeving bijna geen fossielen op, waardoor de zoektocht naar de allereerste pterosauriërs waarschijnlijk onsuccesvol zal blijven.”
De tentoonstelling ”Ptero’s boven Rotterdam. Vliegende reptielen uit de oertijd” duurt tot 6 maart. Voor deze expositie geldt een toeslag van € 2,50 op de normale toegangsprijs. Elke bezoeker ontvangt een gelijknamig boekje gratis.
Fossiel verhaal
In een van de vitrines ligt een zeer bijzonder fossiel. Het is een lange, wijd geopende pterosnavel. Volop tanden in boven- en onderkaak. Maar tussen de twee helften van de onderkaak is een stevige stengel van een plant of struik gedrongen. Daardoor kon het beest zijn snavel niet sluiten. Alles heeft de ptero gedaan om dat pijnlijke stengelstuk kwijt te raken. Het gerafelde uiteinde onderaan wijst daarop. Het is niet gelukt.